"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Je kop tegen je lijf

Dinsdag, 6 juli, 2021

Geschreven door: Jens van Lier
Artikel door: Rijkert Knoppers

Over mentale kracht in het wielrennen

[Recensie] Wie als wieleramateur tijdens een wedstrijd optimaal wil presteren zou vooraf een tabletje met cafeïne kunnen nemen. Is dit een goed advies of niet? En zo ja, hoeveel cafeïne zorgt dan voor de beste prestaties? Om het antwoord op deze vragen te onderzoeken nodigde de Canterbury University zeven getrainde amateur wielrenners uit om de proef op de som te nemen. Tijdens vijf tijdritten van 10 kilometer kregen de geselecteerde deelnemers bij drie van de vijf ritten een tabletje, die ze vooraf moesten inslikken. Dit pilletje zou – zo kregen de wielrenners te horen – of een placebo zijn, waarin dus geen werkzame stof zit, of 4,5 mg cafeïne per kilo bevatten of 9 mg cafeïne per kilo. Wat bleek? De wielrenners die dachten dat ze een placebopil hadden gekregen reden tijdens de betreffende tijdrit gemiddeld 1,4 procent minder hard dan anders, degene die ervan uitgingen dat ze een tabletje met een matige dosis hadden gekregen presteerden gemiddeld 1,3 procent beter dan voorheen, terwijl degenen die veronderstelden dat ze een krachtpil met de hoge dosis cafeïne hadden geslikt gemiddeld 3,1 procent sneller reden!
Dat klinkt indrukwekkend, maar het ligt toch anders dan je zou denken, want de wielrenners hadden stuk voor stuk pillen gekregen waarin helemaal geen cafeïne zat! Het waren allemaal placebotabletten! Dat de fietsers toch beter presteerden kwam dus alleen door de psychische beïnvloeding! Omdat ze dachten dat ze een krachtpil hadden ingenomen gingen ze sneller rijden, als ze veronderstelden dat ze een placebotabletjehadden geslikt gingen ze bij wijze van spreken automatisch op de rem staan! Conclusie: placebo’s werken vooral als je erin gelooft: “het placebo-effect is een serieus te nemen effect op de prestatie,” aldus dit vlot geschreven boek van sportpsycholoog Jens van Lier. Centrale stelling hierin is, zoals de titel al verklapt, dat bij sportprestaties het ‘kopke’ het lijf helpt.

Dat een mentale voorbereiding op het sporten noodzakelijk is komt in talloze voorbeelden naar voren. Een verrassende constatering is bijvoorbeeld dat een vrolijke lach op het gezicht tot betere prestaties leidt dan wanneer je gefronst en al tandenbijtend de andere wielrenners de baas probeert te zijn. “We kunnen dus concluderen dat fronsen je meer energie doet verbruiken en een hoger gevoel van inspanning geeft. Als je daarentegen bewust zou lachen, kan dat leiden tot minder energieverbruik en een lager gevoel van inspanning.”

Of je nu lachend of fronsend je fietsconcurrenten achter je probeert te laten, er is een andere belangrijke factor die meespeelt, en dat is dat je jezelf een doel moet stellen. Dat doel is natuurlijk: winnen, denk je onwillekeurig, maar zo eenvoudig is dit punt niet. “Er zijn (…) verschillende soorten doelen en je kunt uiteraard doelen stellen op korte of lange termijn,” aldus Van Lier. “En ook de manier waarop je een doel exact verwoordt maakt een verschil.” Vervolgens komen er onder meer drie verschillende soorten doelen naar voren: resultaat- of egodoelen, taak-  of performantiedoelen en proces- of gedragsdoelen.

Een ding is duidelijk, en dat is dat wielrennen meer is dan “stoempen op die pedalen”, zoals Van Lier overtuigend aantoont. Maar de geboden informatie is zo veelomvattend, dat het  wenselijk zijn dat er aan het slot een eenvoudige handleiding zou zijn opgenomen, met compacte adviezen: wat moet je doen om beter te presteren: een massage vooraf nemen, op de automatische piloot fietsen, tegen jezelf gaan praten, Power Balance armbandjes dragen of toch maar een placebopilletje slikken?

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles