"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jij en ik en alles daartussenin

Vrijdag, 20 april, 2007

Geschreven door: Auke Hulst
Artikel door: Daan Stoffelsen

Zij en hij, het was perfect. Ze ontmoetten elkaar in zijn werkplaats, ze kwam de gitaar ophalen die hij voor haar vriend had gemaakt. Ze moet wel een halfuur naar me hebben staan kijken voor hij haar opmerkte, en nog een tijdje daarna – ze had geen haast. En toen:

‘“Doe je lang over zo’n gitaar?” vroeg ze.
Ik wenkte haar. Ze kwam naderbij. “Hier,” zei ik. Ik drukte haar de schuurmachine in handen. Ze hield hem onwennig vast. Ik zette het apparaat op de laagste stand en vormde mijn hand rond de hare. Mijn hart maakte een dansje. Alles leer je kennen door het aan te raken, alles behalve muziek, het lichaamsloze. Ze keek me even twijfelend aan. Toen bewogen we de schuurmachine gezamenlijk langs een ruw voorgefrasete kom in het hout. “Tot het de vorm heeft van een sikkelduin.” Ik betwijfel of ze toen wist hoe een sikkelduin eruit ziet.’

Zij en ik, dat zijn Sarah en Max. Sarah, het mooie, mysterieuze meisje met het rode haar, Max, de stugge dromer, de gitaarbouwer en sterrenkijker. Ze zijn verliefd, ze trouwen, ze zijn gelukkig – waren ze gelukkig? –, Sarah vertrekt. Had Max het aan kunnen zien komen? Hoe dan ook, hij kan het niet loslaten. Hij blijft Sarah volgen, ziet haar nieuwe liefde, ziet haar opnieuw liefhebben, en reconstrueert een verliefdheid, liefde misschien, die niet meer op te bouwen is. Al was het maar omdat Max dood is: zijn met drank doorweekte lijf resulteerde in een dodelijk ongeluk en een eeuwig stalken als geest.

Jij en ik en alles daartussenin is het debuut van journalist en muzikant Auke Hulst. Het speelt op Ameland, rond een huis dat van Sarah en Max geweest is, en in Groningen, waar ze elkaar ontmoetten. Het gaat over verliefdheid, houden van, afscheid nemen en doorgaan, jaloezie, onderwerpen waarover al zoveel verhalen geschreven zijn, honderdduizenden. Liefdesliedjes klinken in m’n oren, vanaf het begin, en ik weet niet of ik dat prettig vind. Is dit, om met De Dijk te spreken, lovesong 100.001?

Boekenkrant

Jij en ik is aanstekelijk als die popsong. De verliefdheid is besmettelijk in zijn lichtheid, de rouw in zijn droeve zwaarte.

‘Ik ben bij je als je wakker wordt. Je oogleden gaan aarzelend open, aan je droge lippen ontsnapt raspend gekreun. Je lijkt je gezicht in het kussen te willen boren. Dan verlig je en neemt alles weer zijn juiste vorm aan. Je kijkt naar het schuin aflopende plafond. Haar valt rondom je hoofd uiteen tot een rode zon.
[…]
Je bent prachtig als je wakker wordt. Even balanceer je tussen twee waarheden. Dan weet je waar je bent en glimlach je. De onschuld van geboren worden – elke dag opnieuw. Vaak heb ik ernaast gelegen. Jouw borsten warmden mijn rug, en we roken zoals ik vermoed dat stilstaand water ruikt; zwaar en wee.’

En de jaloezie is grondig navoelbaar; Max’ plaats is ingenomen door een gladde Jordaan-yup die spreekt in clichés en mechanisch neukt als een heier. Deze Mike is in niets de stugge gitaarbouwer, of de gevoelige schrijver die Max langzaam geworden is na zijn dood, zoals hij ons uitlegt (een broodnodige uitleg: de man die gezegd wordt niet te kunnen communiceren drukt zich uit als een dichter).

En dat contrast tussen de twee mannen is nog niets vergeleken met contrast tussen Max en Sarah. Sarah, de speelse, Max, de aardse. Sarah, de leuke kletser, Max, de stille dromer. Sarah, die haar ideaalbeeld al op een vorige man had geprojecteerd en in hun relatie opnieuw dat mysterieuze zocht. Max, die niemand anders dan Sarah kende, wilde, en in het fysieke bevestiging zocht, een dierlijk vertrouwen probeerde te scheppen. Deze contrasten vormen een van de beide achilleshielen van Jij en ik: de personages blijven steken in clichés. Juist Max, die we het beste leren kennen, is precies zo’n man als we tegenkomen in liedjes als ‘Ik kan het niet alleen’, ‘Als ze er niet is’. Zo’n zwijger is herkenbaar, maar ik ken er geen een.

Het moet gezegd, naarmate de contrasten tussen Max en Sarah duidelijker wordt, de toon eerlijker, schuldbewuster, de jaloezie grimmiger, het verdriet schrijnender, naarmate we meer te weten komen over de scheiding en de dood, wordt Jij en ik meer dan een popsong. Meer dan een aanstekelijk deuntje, meer dan een aantal clichés goed verwoord, meer de alledaagse werkelijkheid, de besmette alledaagse werkelijkheid. Max’ wereld is ‘een externe harddisk van ons brein’, waarin Sarah alom aanwezig is, maar steeds meer ook de rouw, de dood, het verdriet.

Dat Jij en ik en alles daartussenin sterk wordt bij de beschrijving van scheiding en dood heeft veel te maken met het vertelperspectief: de dode is de verteller. En dat is ook de andere achilleshiel van het boek, een kunstgreep die weliswaar niet heel erg veel nadruk krijgt, maar de situatie statisch maakt en een wat gezocht slot noodzaakt. Maar dat alles doet weinig af aan wat dit boek wil: een ode aan de liefde zijn, en daar slaagt het in. Het is fris en aanstekelijk geschreven, een geslaagd eerste boek dat, in afwachting van een doorwrocht album, het verdient om alsnog een hitje te worden.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: