"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Judas

Vrijdag, 23 maart, 2018

Geschreven door: Amos Oz
Artikel door: Roeland Dobbelaer

De veelstemmigheid van Amos Oz

In de roman Judas voert Amos Oz twee oude mannen op en een jonge student. Ze verwoorden alle drie een deel van de ideeën van Oz, zo leert zijn essaybundel Beste fanatici.

[Essay] Een oude kreupele man, Gersjom Wald, woont met zijn schoondochter Atalja Abarbanel in een achterafwijk in Jerusalem. Het is eind jaren vijftig van de vorige eeuw. De Joodse staat begint een echte staat te worden, met een parlement, verkiezingen op zijn tijd, partijen van links tot rechts. De socialisten hebben een stevige basis. De vele tienduizenden Joden, de overlevers van de Holocaust, die na de Tweede Wereldoorlog het verwoeste Europa ontvluchtten en via zee het beloofde land bereikten hebben alle politieke ideeën uit het Avondland meegenomen.

De oude man ziet het allemaal gelaten aan. Hij heeft een hekel aan hemelbestormers, wereldhervormers, die in de maakbare samenleving geloven, of nog erger: geloven dat mensen vredelievend naast elkaar kunnen leven. “Ongegronde haat vind ik minder erg dan ongegronde liefde: liefhebbers van de hele mensheid, de grote wereldverbeteraars, die ons in elke generatie weer aanvallen om ons te redden…”

Wald was een grote bewonderaar van David Ben Goerion, de stichter van de staat Israël. “Ik beschouw David Ben Goerion als de grootste joodse leider van alle generaties. Groter dan koning David. […] Het is een heldere man met open ogen, die lang geleden al heeft begrepen dat de Arabieren ons hier nooit uit vrije wil zouden dulden.” Wald was daarom met Ben Goerion een sterke voorstander van de staat Israël en een sterk leger, de enige manier om de Arabieren van het lijf te houden. Maar na een dramatische gebeurtenis in zijn leven twijfelt hij aan deze koers.

Yoga Magazine

Om voor de oude man te zorgen roept zijn schoondochter de hulp in van een student die gedurende een deel van de namiddag en avond een oogje in het zeil houdt, eten klaar maakt voor de oude man en hem gezelschap houdt. De meeste studenten houden het niet lang uit, de oude man heeft zijn kuren en wanen. En ze worden allemaal verliefd op de mysterieuze Atalja, een rijzige schoonheid van rond de veertig, met prachtige groenige-bruine ogen. Na een paar maanden geven ze het op. En nu is het de beurt aan de jonge verlegen, onhandige en astmatische student Sjmoeël Asj. Hij is radicaal socialistisch, lid van een splintergroepering en heeft een woeste baard waar Fidel Castro en Che Cuavarra jaloers op zouden zijn geweest. Hij bewondert beide heren en heeft foto’s van hen aan de muur geplakt. Sjmoeël is kritisch op de jonge staat en met name op de socialistische regering, niet zozeer omdat ze de socialistische idealen verkwanselen, dat neemt hij nog wel voor lief, maar omdat ze op lange termijn de toekomst van de Joodse staat onmogelijk maken. De student beschrijft David Ben Goerion zoals wij nu Netanyahu kennen, als iemand die geweld met geweld beantwoordt. Maar: “De waarheid is dat alle macht ter wereld een vijand niet in een vriend kan veranderen. Hij kan een vijand in een slaaf veranderen, maar niet in een kameraad. Met alle macht ter wereld kun je een fanaticus niet veranderen in een tolerant iemand. En met alle macht ter wereld kun je een wraakzuchtige niet veranderen in een vriend. En kijk, dat zijn nu net de existentiële problemen van de staat Israël: een vijand in een vriend veranderen, een fanaticus in een gematigd iemand, een wraakzuchtige in een kameraad.”

Sjmoeël verzorgt Wald zo goed en zo kwaad als hij het kan. Hij voert de vissen, maakt pap voor Wald en dan voeren ze ellenlange gesprekken over politiek, over Israël en over de joden. Steeds meer ontdekt Sjmoeël dat Wald en ook zijn schoondochter geheimen met zich meedragen van zaken die als een grauwsluier over huis hangen. En het lijkt het op dat er nog iemand meepraat in de discussies die hij met Wald voert. Iemand die er weliswaar niet meer is, maar die in het huis een belangrijke stem had. Het gaat om de enige jaren eerder overleden Sjealtiël Abarbanel, de vader van Atalja. In de jaren veertig was Sjealtiël een naaste medewerker van David Ben Goerion in de Jewish Agency en was hij lid van de Zionistische Wereldorganisatie. Abarbanel voerde een eenzame strijd tegen de stichting van de staat Israël. Volgens hem leidde dat tot een permanente oorlog met de Palestijnen en de andere Arabische volken. Hij pleitte voor een staatloze oplossing, waar mensen van alle religie en afkomst vreedzaam samen konden leven. Hij probeerde iedereen te overtuigen van zijn standpunten en praatte daarom ook met de Arabieren. Hierdoor werd hij als een verrader beschouwd. Hij werd ontslagen en uit de Zionistische Wereldorganisatie gegooid. Verbitterd trok hij zich in het huis terug waar hij nog enige tijd samen met zijn dochter en Wald woonde.

De twee oude mannen en de student zijn misschien wel alter ego’s van Amos Oz, de beroemde Israëlische schrijver. Misschien leek Oz in zijn jonge jaren wel op Sjmoeël toen hij in een kibboetz woonde en werkte. Nu hij een oude man is levert hij met regelmaat stevige kritiek op de regering in Israël. In Judas, zijn roman uit 2015, waarin hij deze romanfiguren opvoert zou hij wel eens een spel kunnen spelen tussen zijn jonge en oudere ikken. In zijn laatste boek, de essaybundel Beste fanatici, komen sommige teksten uit Judas bijna woordelijk terug. In Beste fanatici doet Oz een poging om fanatisme te verklaren en om een weg te zoeken uit het steeds maar toenemende geweld in Israël. Met Sjealtiël is Oz het eens dat als er niet een oplossing komt voor de plaats van de Palestijnen in Israël – Oz is een vurig voorstander van de tweestatenoplossing – het geweld zal blijven. “Als hier niet snel twee staten komen, zal er maar een bestaan. En als er een staat zal zijn, is het een Arabische die zich uitstrekt vanaf de zee tot aan de Jordaan,” schrijft Oz in Beste fanataci. Met de student Sjmoeël deelt Oz de mening dat geweld bestrijden met geweld geen manier is om fanatici te overtuigen. We moeten het gesprek aangaan, de ander proberen te begrijpen. “Nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht: dat zijn de twee ingrediënten die ons misschien enige resistentie geven tegen fanatisme” stelt Oz. En tot slot deelt Oz met Wald de mening dat Israël zich wel degelijk moet verdedigen. Daar is hij niet bepaald naïef over. “Ik ben geen pacifist, schrijft hij, “ik geloof niet in de andere wang toekeren, en ik onderschrijf de heersende mening niet die zegt dat geweld altijd verkeerd is.” Hij keert zich net als Wald af van de hemelbestormers en de al te fanatieke vredespredikers. Laten we realistisch zijn, de Arabieren houden niet echt van Joden, lijkt hij te zeggen Israël mag en moet zich wel verdedigen, ook al verliest Israël daarbij zonen en dochters die in het leger dienen.

Judas is een schitterend gelaagde roman. De gesprekken tussen de hoofdrolspelers, de manier waarop Amos de jonge geschiedenis van Israël beschrijft, de opbloeiende liefde tussen de student en Atalja, het is allemaal prachtig beschreven.

Judas heeft nog een diepere laag. Sjmoeël de student, of beter de ex-student, hij is net gestopt met zijn studie, deed onderzoek naar manier hoe Joden keken en kijken naar het christendom. Volgens hem heeft Judas hier een sleutelrol. We leren in de roman veel over Judas. Dat hij in tegenstelling tot de andere discipelen van Jezus een welvarende en geletterd man was en niet als de anderen een ongeletterde boer of visser. Judas zag eerst een gevaar in Jezus, een bedreiging voor het joodse geloof. Hij besluit te infiltreren maar raakt in de ban van de liefde prekende goeroe en kiest zijn kant. Volgens Sjmoeël geloofde Judas als enige echt dat Jezus goddelijk was en kwam het plan om Jezus te laten kruisigen en dan ongeschonden van het kruis zou stappen. Dat zou de goddelijkheid van Jezus aantonen. Maar het plan gaat mis. Als Judas ziet dat Jezus een mens van vlees en bloed is en aan het kruis sterft pleegt hij zelfmoord omdat hij niet kan aanzien dat zijn held sterft. En zo is Judas volgens Sjmoeël de eerste, enige en laatste christen. En helemaal niet de verrader waar wij hem voor houden.

Oz verweeft de geschiedenis van het moderne Israël op een schitterende manier met het verhaal over Judas. Deze filosofische roman is een groot exposé over handelen en niet handelen, over in opstand komen en je verzetten, over liefde geven, over de wereld veranderen of de dingen laten zoals ze zijn. Judas wilde ingrijpen en veroorzaakte met zijn plan uiteindelijk het christendom. Joden hebben christenen vaak beschuldigd van een onevenredige drang tot handelen, tot het verbeteren van de wereld, op een haast naïeve, maar ook fanatieke manier, tegen beter weten in. Het bijzondere is juist dat door het christendom en het aan het christendom gekoppelde antisemitisme Joden 2000 jaar lang zijn onderworpen en gedwongen werden tot een passieve houding. Met de stichting van de staat Israël lijkt het alsof Joden het initiatief weer terug hebben gepakt. Maar niet alle joden vonden of vinden dat een goed plan. Er zijn nog steeds orthodoxe Joden die daarom bijvoorbeeld tegen de staat Israël zijn, zij willen niet handelen, niet op deze manier.

Met Judas laat Oz zien dat al die meningen en al die ideeën over wat Joden en het Jodendom zijn en ook over wat Israël is juist de kracht van het Joodse volk is. Dat laat hij ook weer in Beste Fanatici zien. Hij schrijft aan het slot van het derde essay: “Maar het voelt goed om Israëli te zijn. Het voelt goed burger te zijn in een land met achtenhalf miljoen premiers, achtenhalf miljoen profeten, achtenhalf miljoen messiassen. Elk van ons heeft zijn persoonlijke formule voor de bevrijding of tenminste voor de oplossing.” Niet de fanatieke eenheidsworst van ‘er is maar een goede mening’, maar juist de veelstemmigheid, daar is het waar het op aan komt. En niet iemand verketteren, tot verrader verklaren als hij andere standpunten verkondigt. Judas is daarom ook een verdediging van Oz zelf. Alsof hij wilt zeggen: niet iedereen die het met de huidige politiek van in Israël oneens is een verrader.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Op maandag 26 maart gaat Roeland Dobbelaer bij DLVAlive in Utrecht in gesprek met Daphne Meijer van Een ander Joods geluid. Ze zullen praten over de politieke situatie in Israël en over het werk van Amos Oz.

 

Boeken van deze Auteur:

De laatste lezing

Beste fanatici

Auteur:
Amos Oz
Categorie(ën):
Literatuur

Judas

Auteur:
Amos Oz
Categorie(ën):
Literatuur

Beste fanatici

Judas

Auteur:
Amos Oz
Categorie(ën):
Literatuur
  Judas