"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Juni

Zondag, 20 september, 2009

Geschreven door: Gerbrand Bakker
Artikel door: Bob Hopman

Amorf en rechtlijnig, maar vooral natuurgetrouw

Gerbrand Bakker, die pas in 2006 zijn literaire debuut maakte, kan men anno 2009 heel goed een gearriveerd Nederlands auteur noemen. Zijn debuut Boven is het stil werd bejubeld en bekroond, hoewel over zijn nieuwste roman Juni critici minder goed te spreken waren. ‘Een ontstellend saaie roman,’ volgens Karin Overmars in Het Parool, een ‘amorfe streekroman,’ volgens Jeroen Vullings in Vrij Nederland. Maar dat is wel erg streng gesproken: Juni is wel degelijk een boek waarin Bakker zijn stilistische kwaliteiten laat zien.

De ‘saaiheid’ die ze noemen heeft voornamelijk te maken met de ambitieloosheid op het Noord-Hollandse platteland en de eenvoud van de boerenfamilie die Bakker beschrijft. Door het ontbreken van grote gebeurtenissen en zware wereldliteraire thema’s als oorlog en liefde en een uitgesproken spanningsboog en climax kan Juni misschien ook beter een zeer lange novelle genoemd worden dan een echte roman, waardoor ik me bij Vullings durf te voegen als hij de roman als ‘amorf’ bestempelt.

Centraal in het boek staan de Kaans, een tamelijk normaal gezin met kleine problemen en wrijvingen. De twee zoons Klaas en Jan zijn vriendelijke jongens van rond de veertig, de derde, Johan, ook, maar hij heeft lichte hersenbeschadiging opgelopen bij een motorongeluk in wilder jaren, en doet dus vreemd aan. Met moeder Anna is op zich niets mis, maar zo nu en dan wint de emotie over oud verlies het van haar verstand, en zit ze een tijdje ‘op het stro’: geïsoleerd boven in de hooizolder met een fles advocaat.

Zo ook aan het begin van het boek, als de Kaans een reünie vieren, ergens in de kop van Noord Holland. Moeder zit weer eens op het stro, wat voor een groot deel waargenomen wordt door Klaas’ vijfjarige dochter Dieke. Volgens haar oma is zij een brutaal kind, voor de lezer is ze vooral sympathiek, vroegwijs en voorzien van een gezonde dosis nieuwsgierigheid. Regelmatig neemt het verhaal de vorm aan van uitgebreide dialogen.

Boekenkrant

‘“Maar,” zegt ze, “wat is dit dan?” […]
“Zeeschuim,”
“Wat?” zegt hij na een tijdje.
“Jij hebt het laatst iets gezegd, hoor.”
“Wat zei ik dan?”
“Zeepschuim.”
“Zeeschuim.”
“Wat is dat dan?“’

Op deze wijze converserend komen Jan en Dieke bijna honderd pagina’s door. Dat lijkt veel, maar het wordt nergens vervelend. Ik ben, vooruit, een wat bevooroordeeld liefhebber van romandialoog, maar Bakker ontwikkelt met zijn bijzonder natuurgetrouwe dialogen (de personages praten regelmatig langs elkaar heen en negeren onduidelijkheden) wel degelijk een zeer originele manier van vertellen. Vullings mag het ‘wezenloos ouwehoeren’ en ‘onwaarachtige dialogen’ noemen, maar daarmee schikt hij zich met die kritiek toch te veel naar bestaande romanconventies. Echte gesprekken hebben niet de soepelheid als in Hollywoodfilms en dat Bakker erin slaagt een zo werkelijkheidsgetrouwe weergave leesbaar te houden is een groot compliment waard. Die leesbaarheid komt voort uit de aandoenlijkheid herkenbaarheid van het vijfjarige meisje, de langzaam beantwoorde vragen over de ‘begraafplaats’, het hoe en waarom van Jan en Diekes bezigheden daar, en vragen over de moeder op het stro die stukje bij beetje in de dialoog worden beantwoord. Het houdt de lezer geïnteresseerd, in spanning.

Het verhaal van Juni bevat uiteindelijk wel degelijk dood en verdriet, door het verlies van hun jonge zusje Hanne enkele decennia ervoor, een ramp die nooit goed verwerkt lijkt en die aan de oorsprong ligt van de Kaans onderlinge persoonlijke moeilijkheden. Maar ze blíjven wel familiar, vriendelijk ook: een gezin dat moeilijkheden mee heeft gemaakt zoals meer gezinnen die meemaken. De stijl is lichtvoetig, fris, en zonder de zwaarmoedigheid die ongeloofwaardig zou zijn bij zulk, wat oneerbiedig uitgedrukt, ‘alledaags’ verlies.

In die natuurlijkheid en frisheid, die Gerbrand Bakker aangeboren lijkt, zit wel een belangrijk kritiekpunt dat ik op deze roman heb: natuurlijk schrijven moet niet ten koste gaan van creativiteit. Zo vult Dieke een emmertje voor haar oom, en barst zij in huilen uit als de kraan niet meer dicht wil en alles een waterballet wordt. Dit kennen de liefhebbers van Gerbrand Bakker al: op pagina 23 van zijn debuutroman Boven is het stil lazen zij:

‘Nu de ezels zijn uitgebroken, hebben Teun en Ronald angst voor ze. Het is als met een waterkraan: als je klein bent is die leuk en aardig, tot het moment dat je hem opendraait en in paniek raakt van al het water dat eruit stroomt en je geen flauw benul hebt hoe je het ding weer dicht krijgt.’

Omdat het juist dit soort karakterdetails zijn die zowel het eerste als het nieuwste boek diepgang en overtuigingskracht geven, moet de auteur oppassen dat zijn werken niet té duidelijk overeenkomst gaan vertonen; dat het verhaal niet te geconstrueerd wordt en de personages geen uitkomst worden van een truc of formule.

In Juni krijg ik gelukkig geen moment het gevoel dat ik een geconstrueerd verhaal lees, het bevat originaliteit en eigenzinnigheid, in ieder geval stilistisch. In een volgend werk zou ik de auteur graag eens met een complexer plot aan het werk zien, maar met Juni voegt hij toch een, op de korte momenten van overeenkomst met Boven is het stil na, stijlvol en verzorgd werk toe aan zijn nu al respectabele oeuvre.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.