"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kaddisj voor een niet geboren kind

Vrijdag, 25 oktober, 2019

Geschreven door: Imre Kertesz
Artikel door: Tea van Lierop

Sprakeloos ondergedompeld 

[Recensie] Zoals Kertész zijn gevoelens kan verwoorden is bijna niet te evenaren. Zijn persoonlijk relaas is zo rauw en zo oprecht (dat denk ik op te kunnen maken uit het verhaal) dat het bijna non-fictie lijkt, autobiografisch, maar dat is het niet precies. Kaddisj voor een niet geboren kind is deel drie van de trilogie die begint met Onbepaald door het lot en verder gaat met Het fiasco. Deze drie titels kunnen het best achter elkaar gelezen worden omdat ze alles met elkaar te maken hebben.

Werd ik al volledig omvergeblazen door Onbepaald door het lot en iets minder intens geraakt door Het fiasco, het derde deel deed de aarde beven en zal blijvend in m’n geheugen gegrift staan.

Het is de combinatie van de vorm, het taalgebruik, de puurheid en de existentiële vragen die de auteur oproept en beantwoordt.
De monoloog begint met deze regels:

“… streicht dunkler die Geigen dann steigt ihrals Rauch in die Luft dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng”

Dit gedicht werd geschreven door een joodse dichter uit Roemenië, hij verloor beide ouders in WOII en werd zelf tewerkgesteld. Het is een zeer donker gedicht dat erop neerkomt dat joden vergast werden en dus geen graven nodig hadden. Je kunt meteen aan het begin van dit deel al bijna niet meer verder lezen omdat deze regels dwingen tot visualiseren en stilstaan bij het gebeurde. Voor wie meer wil weten over dit gedicht zijn er diverse sites waarop uitgelegd wordt waarover het gedicht precies gaat, echt de moeite waard.

Nu de monoloog van de verteller. Hij heeft het tegen het ongeboren kind, hij wil geen kind, dat werd hem duidelijk na alles wat hij meegemaakt had in het kamp waarmee zijn hele leven verder moest. Dit schud je niet meer van je af. In een gedetailleerd verslag vertelt hij over zijn ervaringen en welke gedachten hij heeft bij zijn lot, het lot jood te zijn en dan de vraag te stellen aan zijn ongeboren kind:

Archeologie Magazine

“Nee, ik heb daar nooit aan gedacht, ik heb nooit gedacht dat ik daaraan moest denken, totdat deze nacht zich over me uitstortte, deze alles verhelderende en toch stikdonkere nacht, tot deze vraag voor mij rees (of liever gezegd achter mij rees, achter mijn reeds lang verleefde leven, want het is godzijdank te laat en zal altijd te laat blijven), de vraag of je een donkerogig meisje zou zijn geweest met een wolkje bleke sproetjes om je neus, of een koppige jongen met ogen vrolijk en hard als grijsblauwe kiezel. Ja, had ik mijn leven als de kiem van jouw leven moeten beschouwen?”

Het boek is zo indringend en staat zo bomvol prachtige passages dat het niet eenvoudig is de essentie weer te geven, alleen dat deze woorden gezegd moesten worden en wel blijvend in de vorm van een boek. Het schrijverschap ging hem trouwens helemaal niet eenvoudig af. In eerste instantie wilde de uitgever het manuscript of typescript niet hebben want ‘wie wilde daar nu over lezen? ‘. Daarover gaat het ook in deze monoloog, hoe verder te leven? Wanneer het gesprek ergens op Auschwitz kwam werd gezegd: ‘Auschwitz is niet te verklaren.’, waarmee eigenlijk gezegd werd dat er maar beter niet over gesproken kan worden, waarop de verteller juist aangespoord werd door te gaan met de verhalen. Als een goed observator doorziet hij deze domme opmerkingen dat het niet verklaard zou kunnen worden, het is er toch? En zo gaat het verhaal verder, met veel herhalingen die het verhaal enorm versterken en waarschijnlijk daardoor als mokerslagen binnen blijft komen opdat wij, de lezers, de boodschap goed meekrijgen.
Tijdens zijn monoloog citeert hij auteurs en filosofen waardoor het niet meer zo persoonlijk wordt, maar universeel. Zo schreef Musil in De man zonder eigenschappen 

“Als de mensheid in haar totaliteit begint te dromen, wordt Moosbrugger, de sympathieke lustmoordenaar, werkelijk geboren.”

En even daarvoor citeert hij H. ( Hegel tvl) “De wereld is zowel afspiegeling als daad van de menselijke geest.” Dat alles gaat door hem heen wanneer hij verklaringen zoekt en zijn positie in het leven probeert te vinden. Hij schuwt hierbij geen enkele mogelijkheid, in zijn diepste gevoel van eenzaamheid roept hij uit dat hij misschien wel een tiran nodig heeft om zich goed te voelen. En ook dat is een punt van aandacht, zijn vader had twee vrouwen, er was een machtsstrijd gaande tussen de twee moeders en de klassieke complexen kregen hierdoor vrij spel, hoe zat het precies? Leed hij aan een oedipuscomplex waardoor hij neigt naar zelfliquidatie? In ieder geval zorgt de misère voor scheppingskracht, hoe meer kwellingen hoe meer werklust, dat was zijn conclusie. Moet ik nog betogen dat deze trilogie zeer lezenswaardig is?

Eerder verschenen op Metdeneusindeboeken

Boeken van deze Auteur:

Onbepaald door het lot

Kaddisj voor een niet geboren kind