"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kamer in Oostende

Dinsdag, 20 augustus, 2019

Geschreven door: Koen Peeters
Artikel door: Roeland Dobbelaer

In welk Vlaanderen willen én kunnen we leven?

[Essay] Enkele weken geleden las ik min of meer tegelijk twee recente Vlaamse romans. De een bevat waarnemingen over een stad met een groots verleden en heden. De auteur zoekt naar sporen van dat verleden, van kunstenaars, van schrijvers en betrekt dat op het heden. Het zijn beschouwingen, mijmeringen, pretentieloos, plotloos, zonder ambities, maar wel wondermooi en liefdevol, over de schoonheid van een landje aan de Noordzee: Kamer in Oostende van Koen Peeters.

De ander is grimmiger, laat de minder mooie kant van Vlaanderen zien, een misantropische autobiografie met een politieke boodschap over een Vlaanderen dat net ontsnapt is aan het verstikkende katholicisme en zich nu in de ogen van de auteur vrijwillig overgeeft aan een andere totalitaire religie: de islam: Time-out van Koen Vermeiren.

Ontmoetingen

Twee romans uit 2019, van twee verschillende Koenen over twee totaal verschillende landen die toch beide Vlaanderen heten. Het zijn beide romans, althans op beide kaften van de boeken staat roman vermeld. Maar het zijn eigenlijk nauwelijks romans te noemen, eerder veelal historische dan wel autobiografische schetsen van ontmoetingen en levens.

Kookboeken Nieuws

WO I

Vermeiren beschrijft zijn jeugd, zijn volwassen worden, zijn leven vanaf begin jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij groeide op in een klein katholiek dorp met zijn zus, ouders en zijn vier grootouders in een huis. Het is een eenvoudig gezin, waarin weinig werd gesproken en iedereen vooral bezig was met overleven. Lang staat hij stil bij het leven en overlijden van zijn grootouders. Een van zijn grootvaders, Jan Vermeiren, Kleine Vava genoemd, vocht 4 jaar lang in WO I bij de IJzer. Op basis van diens dagboeknoties maakt Vermeiren er een boek van. Kleine Vava is wreed tegen dieren – Vermeiren besluit door de omgang van zijn opa met dieren vegetariër te worden – maar toch houdt Vermeiren veel van opa Jan. De beschrijving van diens overlijden is ontroerend.

Hippiedom

Vermeirens jeugd is hard: er mocht weinig, kinderen moesten luisteren, op school was het onder de nonnen en paters niet bepaald een feest, je best doen, niets vragen, je mond houden. Zo’n jeugd. Als eind jaren zestig het hippiedom losbarst, is Vermeiren er meteen bij, hij gaat gitaar spelen, laat zijn haar groeien en omarmt de vrijheid. Na een studie Germanistiek werkt hij tijdelijk als docent, waar hij mislukt. Zijn roeping vindt hij als schrijver. Zijn romans bereiken echter geen groot publiek en hij houdt zich zo goed als zo kwaad in leven met het schrijven van soapseries voor tv. 40 jaar later en evenzoveel mislukkingen en teleurstellingen verder schrijft hij Time out. De ene helft van Time out is goed te doen, daarin toont Vermeiren zich een sociaal betrokken mens die zich keert tegen alles en iedereen die de kleine man te kakken zet en koeioneert. Hij beschrijft bijvoorbeeld het lot van de vele graven van familieleden die veel te snel geruimd worden als het grootkapitaal weer eens besloten heeft om op een begraafplaats een winkelcentrum of parkeerplaats te willen bouwen. De resten van zijn familieleden worden in een massagraf gedumpt. Tragisch. Tot zover het sympathieke deel aan zijn boek. Het andere deel is racistisch van toon en vooral erg anti-Islam.

Teloorgang

Vanaf de eerste pagina doordrenkt Vermeiren zijn boek met opmerkingen over de teloorgang van het westen en dat we ons vrijwillig overleveren aan de horden uit Noord-Afrika. We richten ons vrijwillig te gronde, geholpen door alles wat links is. Onder het mom dat we niet racistisch mogen zijn, accepteert links alles wat onderdrukkend is van de islam. Stond links in de jaren zestig nog voor vrijheid en hielp ze zo het volk te bevrijden van het tirannieke katholicisme. Nu verraadt ze het volk door alles te slikken van een nieuw tiranniek geloof: de islam. “Een volk dat zelfs niet meer de reflex heeft om voor zichzelf op te komen, maar gewillig over zich heen laat lopen, omdat de wereld nu eenmaal iedereen toebehoort, is onherroepelijk ten dode opgeschreven.” Zeker een derde van het boek bestaat uit deze tirades tegen de Islam, die Vermeiren over een kam scheert met het katholicisme en het nazisme van Hitler. “Wanneer ik later opnames van Hitler in de Münchense Bierkeller zag en hoorde van de islambarbaar Abu Bakr al-Baghdadi, moest ik vaak terugdenken aan de beruchte donderpreken van onze onderpastoor.”

Houllebecq

Vermeiren noemt zijn boek “de eerste niet-politiek correcte roman in Vlaanderen”. Ik kan niet controleren of dit klopt, maar hij vergeet dat hij zeker niet de enige is met deze denkbeelden. Bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement dit voorjaar haalde Vlaams Belang, het vroegere Vlaams Blok, bijna 20% van de stemmen. En ook de liberale N-VA (bijna 25% van de stemmen) laat zich in de kritiek op de Islam niet onbetuigd. Maar goed, voor enige nuance moet men Time-Out ook niet lezen. Gaandeweg het einde van het boek wordt de autobiografie van Vermeiren dan toch een roman als de hoofdpersoon besluit tot een daad tegen de islamisering van zijn vaderland. Het boek vormt zo een slap aftreksel van Houllebecqs Soumission (Onderworpen) uit 2015.

Ik denk dat dat in Vlaanderen net als in mijn eigen land, Nederland of zelfs in heel Europa, te veel is gebeurd om de zorgen van mensen als Koen Vermeiren af te doen als ‘boze oude mannen praat’. Blijkbaar is het onbehagen ook in Vlaanderen groot. Time-out gaat over een Vlaanderen vol verdriet, een Vlaanderen vol wrok. We kunnen dat terzijde schuiven, maar er naar luisteren en het serieus nemen is beter.

Toevluchtsoord

Het Vlaanderen van de succesvolle Koen Peeters, de met zijn voorlaatste boek De mensengenezer de Libris Literatuurprijs won, is heel anders. Zijn boek Kamer in Oostende gaat als gezegd over de schoonheid van het land en over de kosmopolitische kant van Vlaanderen, met zijn rijke verleden, van kunstenaars en schrijvers, van prachtige gebouwen en prachtige steden. Van mensen die elkaar respecteren, van mensen die elkaar graag zien, van mensen die elkaar serieus nemen en naar elkaar luisteren. In zijn boek doet hij verslag van zijn bezoeken aan de badplaats Oostende waar hij optrekt met nog een Koen, de schilder Koen Broucke, van wie een aantal prachtige zeegezichten in het boek zijn opgenomen. Peeters en Broucke duiken in de tijd en speuren naar het verblijf van schrijvers als Stephan Zweig en Joseph Roth die in de jaren dertig van de vorige eeuw in het toen nog veilige België bezochten in hun vlucht voor de nazi’s. België als schuilplaats, als toevluchtsoord. Een mooi beeld.  Natuurlijk is er veel aandacht voor James Enzor, de grote schilder uit Oostende en de voor mij onbekende schilder Léon Spilliaert. Ook Hugo Claus’ verblijf in de stad ontbreekt niet in Kamer in Oostende. Het boek heeft geen plot, had gerust vijftig pagina’s dikker of dunner kunnen zijn. Peeters taalgebruik is betoverend en wij laten ons meeslepen.

“Ik kom toe aan de zee. Men zegt dat de zee kan praten. Ik tracht me voor te stellen wat ze zegt als ze me ziet. Kijk, kijk.
Kijk hoe vrij ik hier kan wandelen. Doorheen de tijd, tussen de mensen. Alles kan toch gebeuren in de Onvoltooid Oostense Tijd?”

Ik hier sta wat korter stil bij het boek van Koen Peeters, aangezien het al uitstekend besproken is op deze site door Tea van Lierop. Ik wil hier een ander punt maken.

Europa

Twee maal Vlaanderen, twee totaal verschillende boeken, de een van schoonheid en vriendschap, open en kosmopolitisch, de ander van frustratie, zorgen en haat, van naar binnenkijken, van het eigen gelijk. In welk Vlaanderen willen we leven, door welk Vlaanderen laten we ons inspireren. In welk Nederland, in welk Europa? Natuurlijk zullen de meeste lezers van deze blog zeggen: “Het Vlaanderen, het Europa van Koen Peeters.” Alleen veel mensen hebben niet de keuze om in dit Europa te leven. Ze leven in een ander, grauwer, somberder Europa, en dát is wat het boek van Koen Vermeiren maar weer eens laat zien. Natuurlijk willen we leven in een kosmopolitisch, tolerant Europa, maar niet als dat alleen voor een succesvolle bovenlaag van de samenleving is weggelegd. Dat is mijn voornaamste conclusie bij het lezen van deze twee hedendaagse Vlaamse romans. Er is nog heel veel werk te verzetten.

Voor het eerst verschenen op De Leesclub van Alles