"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Karl Blossfeldt en het oog van Allah

Donderdag, 31 mei, 2018

Geschreven door: Cees Nooteboom
Artikel door: Chris Reinewald

Acribisch Droste-effect met planten

Essay Cees Nooteboom over de fotopionier Karl Blossfeldt

[Recensie] Op het achterflap van Karl Blossfeldt en het oog van Allah – een intrigerende titel – prijst de Duitse filosoof Rüdiger Safranski onze Cees Nooteboom (1933) als dichter die met de ogen kan denken. Klopt. Hij kijkt aandachtig en kan precies zijn observaties verwoorden.

Nooteboom typeert Blossfeldts 6000 gedetailleerde zwartwitfoto’s van plantendelen, bladeren, stengels, bloemen, knoppen, takjes en vruchten als ‘acribisch’; een term die ook op hemzelf als über-nauwkeurige schrijver van toepassing lijkt.

Nooteboom benadert kunst en cultuur literair, zoals John Updike en de betreurde Joost Zwagerman deden. In plaats van kunsthistorische of praktische duidingen bestormt hij zijn welgevulde boekenkast. Zijn omschrijvende bewegingen en intellectuele verwijzingen maakten Nooteboom Nobelprijswaardig en vooral in Duitsland tot lieveling van de cultuur-intelligentsia.

Nederlanders zuchten eerder wanneer Nooteboom op weg naar Santiago de Compostela toch weer een ijdel intellectueel zijweggetje inslaat en – inderdaad – zijn reisdoel niet zal bereiken. Daarentegen is zijn aftastende zoektocht naar de mysterieuze, intens katholieke schilder Zurbarán veel aangenamer om te ondergaan.

Maar… wat gebeurt er wanneer Nooteboom, gehuwd met een fotografe, zich buigt over de onromantische plantenfoto’s van de fotopionier Karl Blossfeldt? In vijf hoofdstukjes beschrijft hij zijn verbazing na een eerste gedegen kijksessie in het Rijksmuseum. De gedetailleerdheid van een zaaddoos werkt even concreet als vervreemdend. Stel, als we nu eens niet wisten dat het een plantenonderdeel was, zou het dan ook een Afrikaans hutje kunnen zijn?

Dat ‘doorkijken’ zet hem in het tweede hoofdstukje op een ander spoor: waarom fotografeerde Blossfeldt de planten en bladen zo kaal en gedetailleerd? Dacht hij in een nog onverkend universum rond te kijken? Wilde hij de mystiek van de natuur delen?

Feiten houden Nooteboom bij de les. Nee. Blossfeldt legde uit interesse en fotografische experimenteerdrift de pure ornamentiek van de planten vast. Als docent van het vak “Modellieren nach Pflanzen” stimuleerde hij zijn sierkunststudenten naar vormen uit de natuur te kijken in plaats van bestaand werk te kopiëren.

Blossfeldt fixeerde en isoleerde de planten om ze te fotograferen. Dat ze nog maar kort ervoor leefden en we dus naar sterfelijke wezens kijken – net zoiets schrijft Ronald Barthes bij 19de eeuwse fotoportretten – brengt Nooteboom naar een andere overpeinzing. Technische scanners toonden recentelijk aan dat ook bomen ’s nachts een beetje slapen: prozaïsch en poëtisch. (Ik onderdruk nu mijn associatie om twee gedichten over bomen en de nacht door Philip Larkin te citeren.)

In hoofdstuk vier gaat Nooteboom vol op het orgel en verklaart hij de titel. Via Kloos, Borges en Chesterton komen we bij Kipling die schreef over een Engelse monnik: John of Burgos, ook dat Borgesiaanse personage van Umberto Eco in De Naam van de Roos: toevallig of niet? Hoe dan ook, deze John tekent onverklaarbare ornamenten. De abt vraagt om uitleg.

John toont hem een microscoop, waardoor hij bijvoorbeeld de vormen van sneeuwkristallen zag en natekende. O ja, de moslim die hem het apparaat gaf noemde het kijkding “het oog van Allah.”

En zo belanden we in een Droste-effect of in de filmscène met de spiegels waarvan je niet ziet wat echt of weerspiegeling is. Gelukkig temt Nooteboom zijn associatiedrift. Fijntjes stelt hij dat Blossfeldts inlijving – kort na zijn dood – bij de Nieuwe Zakelijkheid en hun objectieve manier van kijken en maken, onterecht is. Blossfeldt werkte als fotograaf in “zijn eenmansklooster. Kijkend door het oog van Allah werd hij van een kijker een ziener.”

Dan zwijgt de dichter en manifesteren de lang gestorven plantvormen hun wil zich te ontbotten in al hun weerbarstige natuurlijkheid. Maar als je iets acribisch ziet impliceert dat nog steeds niet dat je zo ook het mysterie herkent van “het geheime leven der planten”. (En zo heette dan weer de geflopte instrumentele plaat van Stevie Wonder).

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles