"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kid

Maandag, 22 september, 2008

Geschreven door: Huub Beurskens
Artikel door: Bob Hopman

Tweestrijd tussen Roomse vader en een modernistische zoon

Een modernistische, antiklerikale kunstschilder wordt op jonge leeftijd door zijn vrome katholieke vader verstoten uit het nest. Pas vele jaren later keert de zoon Kid terug aan het sterfbed van zijn vader, voor wat de ultieme confrontatie tussen de twee zou kunnen worden. Het is kunstenaar tegen gelovige: kunst tegenover religie. Als letterkundige, opgeleid in een traditie van poeticaonderzoek gaat mijn hart sneller kloppen bij dergelijke motieven: zou Beurskens zijn verhaal gebruiken als metafoor voor poëticale discussie? Is dit kunst over kunstbeschouwing?

Enkele woorden van de twee hoofdpersonages verifiëren mijn vermoeden. Kids vader scheldt nog vanuit het ziekenhuis op de modernistische grillen van zijn zoon, terwijl niet ver daarvandaan de schilder zelf zijn vaders levensvisie bevraagt:

‘“Hij is zo verontwaardigd over het feit dat hij opeens overeind staat […]. Hevig verontwaardigd dat een man zo kan geloven in door enkele sterfelijken, door wie anders, op schrift gestelde woorden, in een god bij gebrek aan beter, bij gebrek aan onbeantwoordbaarheid, de afgrondelijke inhaligheid van het leven of de dood te accepteren, dat hij zelfs in staat is zijn eigen zoon voor dat geloof op te offeren.”’

Het offeren van de zoon is een allusie naar Abrahams zoonoffer, en hoewel Kid slechts figuurlijk is geofferd in de vorm van verstoting, blijft het offer als een belangrijk motief in het boek aanwezig. Christelijke en bijbelse elementen zitten op deze wijze voortdurend in de tekst verscholen. Ironisch daarbij is dat Kid zijn passie voor de schilderkunst heeft opgedaan als jong kind in een katholiek kapelletje dat van wandschilderingen werd voorzien. Aan de oorzaak van zijn felle atheïsme worden overigens geen verklarende woorden gewijd.

Boekenkrant

Op de achtergrond van deze tweestrijd speelt zich een volledig onafhankelijke verhaallijn af. Deze gaat over Axel, een jonge student biologie die op zoek gaat naar zijn vader. Wat blijkt, lang geleden klonken bij het bedrijven van de liefde de woorden:

“‘Kan het?’ vroeg Kid.

‘Kom maar, lieverd, kom maar…’”

Het kon dus niet, en voor maatregelen is het te laat, want Axel is tweeëntwintig als hij zich voor het eerst aan zijn vader voorstelt. En met die ontmoeting leidt Beurskens een zijspoor in het leven van Kid in dat vooral afleidt van alles wat ik hiervoor als zo veelbelovend bestempelde. Axels aanwezigheid lijkt niets toe te voegen aan de tegenstellingen die de roman spanning verschaften, of het moet de introductie zijn van de ‘verfrissende’ blik van een bioloog op de kwestie kunst tegenover religie. Voor dat laatste zijn wel aanwijzingen te vinden. Echter, die nieuwe blik is niet sterk genoeg uitgewerkt om van meerwaarde te zijn, en leidt alleen af van de hoofdlijnen.

Axel en zijn vader lijken net zo slecht met elkaar op te kunnen schieten als de heren van de generatie ervoor. Ze doen wel een poging tot vader-zoon-activiteiten, maar Kid blijkt echt geen figuur voor ingewikkelde relaties. Als de twee ten slotte mank, bebloed en afzonderlijk van elkaar ten tonele verschijnen, mag de lezer zelf zijn conclusies trekken.

Beurskens toont daarmee een zeker respect voor die lezer, hij onderschat hem niet. Maar niet alleen de ruzie tussen deze twee mannen wordt aan de fantasie overgelaten, ook een climactische confrontatie tussen Kid en diens vader blijft uit. Ik had gehoopt op poëticale aspecten in dit boek. Het is hoop die voortkomt uit een zeer subjectieve blik uit op literatuur, en uit een heel specifieke blik op de vader-zoon relatie in het boek. Niet iedereen zal hem delen. Genoemde relatie is echter een rijke bron van interessante tegenstellingen, en men hoeft zich niet tot de poetica aangetrokken te voelen om dat uitgediept te willen zien. Beurskens wekt binnen de beschreven familieverhoudingen een verwachtingspatroon op, en beantwoordt daar vervolgens niet aan. De ruzie sterft letterlijk een stille dood en daarmee wordt de roman tekort gedaan. De antwoorden op de grote vragen van het boek, en dat geloof ik echt, zijn waarschijnlijk te vinden in het volgende vrijwel onbegrijpelijke en schijnbaar willekeurige citaat, waarin de auteur, heel typerend, mooie woorden laat zien, maar weinig expliciteert:

‘“Het is de schilder gelukt, dwars tegen de postmoderne grillen of de veelal lege ideeën van project- en mediakunsten in, een boeiende abstracte synthese tot stand te brengen van een expressief handschrift en een welhaast ontindividualiseerd en gedematerialiseeerd [sic] transparant, zijn kadrering overstijgend beeldvlak.”


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De verloving

Wilde boomgaard

Eindeloos eiland