"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kijker, Kerk en kosmos

Zondag, 31 december, 2017

Geschreven door: Galileo Galilei
Artikel door: Marnix Verplancke

Kleinere werken van Galilei eindelijk vertaald in het Nederlands

Wat Galilei zag toen hij in 1609 voor het eerst een telescoop op de hemel richtte en hoe hij zijn heliocentrische bevindingen later in een brief verdedigde leverde twee voor de geschiedenis van de filosofie en de wetenschap bijzonder belangrijke teksten op. Voor het eerst zijn ze nu ook in het Nederlands te lezen.

[Recensie] Toen Galileo Galilei in 1633 veroordeeld werd tot levenslang huisarrest gebeurde dat op basis van het boek Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen. Hij had daarin openlijk de kant gekozen van Copernicus’ heliocentrisme en de woordvoerder van het Christelijke geocentrisme nogal denigrerend de naam Simplicius gegeven. Het Vaticaan vond dat niet grappig. Galilei’s onenigheid met Rome was echter al een paar decennia eerder begonnen, blijkt uit de eerste Nederlandse vertaling van twee van zijn kleinere werken uit 1610 en 1615.

Brillenglazen en holle en bolle lenzen werden al eeuwen voor Galilei gebruikt, maar omdat het aartsmoeilijk was een lens te slijpen die overal dezelfde kromming vertoonde leverden deze maar zelden een betrouwbaar beeld op. De randen van de lens waren steevast krommer dan het centrum. De Middelburgse Hans Lipperhey slaagde er in 1609 met een inventieve ingreep in een kijker te maken die daar een antwoord op bood. Hij plaatste een diafragma met een opening van een centimeter voor een lens met een diameter van drie centimeter, waardoor alleen het centrale, betrouwbare deel werd gebruikt. Lipperheys kijker werd een sensatie en zelfs het Vaticaan wou hem zien, dus werd een exemplaar vanuit Brussel naar het zuiden gestuurd.

Galilei was een geacht docent wiskunde aan de universiteit van Padua met een bijzondere interesse in slinger- en valbewegingen tot hij die telescoop in handen kreeg en er meteen het militaire en wetenschappelijke potentieel van inzag. Hij bestudeerde de telescoop nauwkeurig en maakt hem dezelfde dag nog na. ’s Avonds richtte hij hem op de hemel, zag dat de maan geen platte schijf was, zoals men altijd had gedacht, maar een bol vol kraters en bergen en ontdekte zelfs de vier manen van Jupiter – of “sterren” zoals hij ze noemde. Omdat Galilei besefte hoe belangrijk zijn ontdekkingen wel waren, schreef hij er een boekje over, Bericht van de sterren. Het werd een snel snel, in weinig literair Latijn neergepend werkje omdat hij wist dat hij wellicht niet de enige was die Lipperheys vondst zou gebruiken om naar de sterren te kijken. Hij wou zijn boekje vlug klaar hebben, zodat het in 1610 op de Frankfurter Buchmesse zou liggen, ook toen al de belangrijkste boekenbeurs ter wereld.

Dans Magazine

Bericht van de sterren is voor het eerst in het Nederlands vertaald en van vakkundig commentaar voorzien door Margriet Agricola, Albert van Helden en Steven Van Impe. Raar is dat, want het historisch belang van dat boekje is fenomenaal. Niet zozeer omwille van het deel over de maan, dat wel nieuwe informatie verstrekte, maar het toenmalige Aristotelische wereldbeeld niet echt ondergroef. Het waren echter de zorgvuldig opgetekende observaties van de manen van Jupiter die voor veel consternatie zorgden, zoals de drie bezorgers van de Nederlandse vertaling uitleggen. De aanwezigheid daarvan bekende immers dat er in tegenstelling tot wat de traditionele kosmologie altijd had beweerd meer dan een punt was in het heelal waarrond hemellichamen konden wentelen. Vanouds was dat altijd de Aarde geweest. Nu draaide er blijkbaar ook iets rond Jupiter.

Agricola, van Helden en Van Impe plaatsen Bericht van de sterren op voorbeeldige wijze in zijn historische context en lossen daarbij ook een paar mysterieuze zaken op. Waarom werd het Galilei bijvoorbeeld kwalijk genomen dat hij het heliocentrisme aanhing en Nicolaus Copernicus 65 jaar eerder niet? Die had toen toch al Over de omwentelingen van de hemellichamen geschreven en aan de paus opgedragen? En die paus was toch dolgelukkig geweest met dit boek waarin het heliocentrisme centraal stond? Dat had alles met de Reformatie en de Contrareformatie te maken, leggen de bezorgers uit. Op het Concilie van Trente, dat eindigde in 1563, was beslist dat het uit was met de tolerantie voor ketterse meningen. In 1600 werd Giordano Bruno veroordeeld tot de brandstapel omdat hij durfde te beweren dat er oneindig veel werelden waren in het universum.

De drie bezorgers van Kijker, Kerk en kosmos hebben ook oog voor de persoonlijkheid van Galilei, waardoor hij uit dit boek naar voor komt als een al te menselijke mens. Zoals ieder van ons wou hij er het beste van maken in het leven en daarbij kwam het er meermaals op aan gewiekst uit de hoek te komen. Zo stelde hij de Venetiaanse overheid voor exclusief voor hen kijkers te gaan maken voor militaire doeleinden. Je ziet de vijandelijke schepen een paar uur eerder dan vroeger, verkocht hij zijn zaakjes en in ruil wou hij niet meer dan een levenslange aanstelling als professor wiskunde en filosofie aan de universiteit van Padua – die toen onder Venetiaanse voogdij viel – en een verdubbeling van zijn wedde. Eens die buit binnen las hij pas de kleine lettertjes van zijn contract die stipuleerden dat hij ook levenslang dezelfde wedde zou krijgen, wat met de toenmalige inflatiecijfers natuurlijk een kat in een zak was. Dus trok hij naar Firenze, waar hij samen met Cosimo II de Medici de vier planeten van Jupiter tot ‘Medische sterren’ doopte in ruil voor levenslange steun en bescherming. Dat het titelblad van Bericht van de sterren inmiddels al gedrukt was en dat die planeten daarop wat voorbarig “Cosimo sterren” waren genoemd, vormde geen probleem. Daar kleefde Galilei gewoon een papiertje over.

De affiliatie met Cosimo II zette Galilei in 1615 aan tot het schrijven van een tweede tekst die in Kijker, Kerk en kosmos is opgenomen, de Brief aan groothertogin Christina, de moeder van Cosimo. Zij was heel erg gelovig en liep niet zo hoog op met die hoogleraar uit Padua die er allerlei ketterse ideeën op nahield. Om haar vertrouwen te herwinnen schreef Galilei haar daarom een stijlvolle brief waarin hij de ware aard van religie en wetenschap uiteenzette. In die brief klaagt hij dat veel van zijn vijanden steun zoeken bij het geloof omdat ze het intellectueel niet van hem kunnen halen. Ronduit flauw vindt hij dat, aangezien ze ervan uitgaan dat op het vlak van de wetenschap het gezag van de Kerk uittorent boven de waarheid die opborrelt uit de natuur. Dat moet een misverstand zijn, aldus Galilei, want God toont zich beter en waarachtiger in de natuur dan in de Schrift die voor alleman is geschreven en dus niet enkel voor intellectuelen. Wanneer de natuur en de Schrift in tegenspraak zijn, schrijft hij, is het de taak van de theologen om die Schrift zo te interpreteren dat ze klopt met de natuur, en niet omgekeerd. En, zo voegt hij er als uitsmijter nog aan toe, al die Kerkvaders die ook hun zeg meenden te moeten doen over de fysieke wereld om zich heen spraken elkaar onophoudelijk tegen. Hoe zouden zij dan de waarheid in pacht gehad kunnen hebben?

Wat Christina van Galilei’s oprechte, maar ook naïeve brief dacht, weten we niet. Feit is dat het Vaticaan nog maar eens niet kon lachen en de verspreiding van de brief in drukvorm verhinderde. Onrechtstreeks heeft die brief er wellicht ook voor gezorgd dat Copernicus’ Over de omwentelingen van de hemellichamen een jaar later alsnog op de index belandde. Niet omdat het boek wetenschappelijke onwaarheden zou bevatten, want dat was wel de minste van Romes zorgen, maar omdat het een gevaar vormde voor de macht van de Katholieke Kerk en daarom geneutraliseerd diende te worden. Ook Galilei’s door het Vaticaan opgelegde openbare afzwering van het heliocentrisme in 1633, gevolgd door negen jaar huisarrest tot aan zijn dood in 1642, waren pogingen om de wetenschap te neutraliseren. Tevergeefs, zoals we allemaal weten.

Eerder verschenen in De Morgen