"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Knielen op een bed violen

Woensdag, 15 juni, 2005

Geschreven door: Jan Siebelink
Artikel door: Henk Bergman

We zijn allen zondaars

Als atheïst ken ik geen groter genoegen dan te luisteren naar discussies tussen vertegenwoordigers van verschillende protestant-christelijke geloven over de juiste weg die Hij heeft gewezen. Heerlijk een dominee uit Kampen een aantal verlichte collega’s te horen uitleggen waarom de bijbel onoverkomelijke beletselen bevat voor de fusie tussen hervormden, gereformeerden en lutheranen. Van dat soort programma’s – ze zijn meestal op de radio – krijg ik nooit genoeg. Om dezelfde reden hou ik van de boeken van Maarten ‘t Hart (met De vlieger uit 1998 als onbetwist hoogtepunt) en heb ik genoten van De reis van de voorganger van Per Olav Enquist. Duidelijk dus dat ik met de nodige zin aan Knielen op een bed violen begon. Ik werd op mijn wenken bediend.

Het is het verhaal van Hans Sievez, geboren en opgegroeid in het Gelderse dijkdorp Lathum. Zijn vader werkt in de steenfabriek. Een bruut, die geen tegenspraak duldt en zijn zoon afranselt als hem dat zo uitkomt. Hans’ moeder is lief en van goede wil, maar staat machteloos tegenover haar echtgenoot. Het wordt allemaal nog erger als vader onder invloed komt van turfschippers uit Oost-Friesland, die vinden dat de kerk Gods waarheid verloochent. De zondagse bezoeken aan de hervormde kerk worden vervangen door eigen diensten aan boord van een van de schepen. Ellenlange sessies, waar zondigheid en boetedoening de centrale thema’s zijn. Met zo’n vader valt niet te leven en Hans trekt zich daarom terug in zijn eigen droomwereld. Van veraf is hij verliefd op Margje, een schoolgenootje. Dan sterft Hans’ moeder en moet hij alleen verder met zijn vader. De bom barst als die zijn liefste konijn slacht en verkoopt. Hans vlucht en komt terecht in Den Haag.

Hij gaat werken op een kwekerij. Een collega, Jozef Mieras, ‘ruikt’ al snel zijn verleden en zoekt toenadering met vragen als: ‘Ken je Hem?’ en ‘Is Christus levend voor jou?’ Hans is nog aan het bekomen van wat zijn vader allemaal heeft aangericht en nu ontmoet hij weer zo’n kleverige evangelist met een niet-aflatende bekeringsdrift. Na een korte vriendschap breekt hij met Mieras en geeft hem uit woede zelfs een pak slaag. Maar diens reactie is slechts: ‘Ik vergeef je.’ Mieras is voorlopig exit, maar de lezer weet met zekerheid: die kom ik later weer tegen.

Dat ‘later’ is in Velp, als Hans inmiddels met Margje getrouwd is en ze samen een eigen bloemen- en plantenkwekerij exploiteren. Een moeizaam bestaan, want Hans is wel een goeie vakman, maar weinig commercieel. Op zekere dag duikt Mieras weer op. Diens bedoelingen zijn onveranderd: ‘Ik reis met de Waarheid door het land en hoop een gelijke geest te treffen, een ontvankelijk hart.’ Wat zou Hans anders moeten doen dan Mieras opnieuw de deur wijzen – en nu voorgoed? Maar hij doet het niet en laat zich zelfs verleiden kennis te maken met Huib Steffen – een slagersknecht die nooit heeft bijgeleerd, maar wel het grootste predikend talent onder Mieras’ geloofsbroeders is. Hij doet het stiekem; Margje weet van niks.

Boekenkrant

Alles komt in een stroomversnelling als Hans op een dag in zijn tuin ‘wordt aangeraakt door God’. Hij wil opeens niet meer naar de hervormde kerk, maar gaat zondagochtend thuis zelf een dienst verzorgen voor vrouw en kind. Hij bezoekt met Mieras en Steffen duistere bijeenkomsten, waar eindeloos gebeden en schuld beleden wordt. Geen moment beseft hij de grenzenloze hoogmoed van het gezelschap. Zij claimen de enigen te zijn die op dies irae Gods genade deelachtig zullen worden; alle andere mensen zijn zondaars en zullen eeuwig branden in het hellevuur. Maar er is toch ook een hiërarchie: Hans staat daarin onderaan en moet nog bewijzen dat hij tot Gods elite behoort. Met de kwekerij gaat het slecht en hij is zelfs gedwongen een stuk van zijn land aan een rijke, proleterige buurman te verkopen. Die bouwt er (tegen alle afspraken in) een golfslagbad. Met Hans gaat het daarna snel bergafwaarts.

Siebelink heeft met Knielen op een bed violen echt een mooie roman geschreven. De hoofdlijn – Hans’ strijd tussen het ‘ware’ geloof en de verplichtingen die hij heeft aan zijn gezin en zijn werk – is geloofwaardig neergezet en verveelt geen moment. Waarbij natuurlijk de parallel met het leven van zijn vader het meest intrigerend is. Waarom gaat iemand die in zijn jeugd zo heeft geleden in godsnaam hetzelfde pad op? Een paar minpuntjes. Het verhaal had wat korter en daarmee krachtiger gekund: het kabbelt hier en daar (hoewel de steeds korte hoofdstukken ervoor zorgen dat de vaart er goed in blijft). De bouw van het overdekte golfslagbad – het begin van Hans’ definitieve ondergang – vind ik nogal ongeloofwaardig (het is nota bene een woonwijk). Af en toe verslapt de stijl een beetje, met name als Siebelink een hoofdstuk begint met clichéopeningen als: ‘Het was enkele weken later’ of ‘Het was koud’.

Tijdens het lezen van Knielen op een bed violen moest ik onvermijdelijk een paar keer denken aan het wat afgezaagde gezegde: ‘Ik ben atheïst, God zij dank’. Na afloop zocht ik in twee dikke verzamelboeken vol citaten naar een andere, nog sprekender uitspraak. Maar die is er gewoon niet.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De buurjongen

Maar waar zijn die duiven dan

Jas van belofte

Jas van belofte