"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Koning Arthur in meervoud

Zondag, 1 oktober, 2017

Geschreven door: Jozef Janssens
Artikel door: Marnix Verplancke

De oorsprong van Game of Thrones

Odin, de Walkuren, Arthur en Merlijn, het zijn figuren uit de noordse en Keltische mythologie waar we nog maar weinig mee van doen denken te hebben. Ze zijn echter nooit weg geweest uit de Europese cultuur, zelfs vandaag niet, waar we hen terugvinden bij Tolkien en in Game of Thrones.

[Recensie] In 1831 stootte een keuterboer op het Schotse eiland Lewis tijdens het bewerken van zijn grond op een vreemdsoortig onder de aarde verborgen bouwseltje. Hij opende het en trof tot zijn verbazing 78 fijn bewerkte, uit walvisivoor gesneden schaakstukken aan. Nadat een aantal experts ze bekeken hadden wisten ze te melden dat de stukken wellicht in de twaalfde eeuw in Noorwegen of IJsland waren gemaakt, toen de buitenste Hebriden – waar Lewis toe behoort – deel uitmaakten van het grote Vikingkoninkrijk dat zich van Ierland tot het hoge noorden uitstrekte. Zelfs het zuiden van Groenland en de Westkust van Amerika werden toen gekoloniseerd en viking-huurlingen waren actief tot in Constantinopel.

Carolyne Larrington heeft het in De noordse mythen, goden en helden van het oude Scandinavië niet alleen over deze stukken om aan te duiden hoezeer de noordse cultuur openstond voor invloeden van buitenaf, want schaken ontstond in China of Oezbekistan, ze doet het ook om er de diversiteit van de noordse mythologie mee te verklaren. De basis, met een wereld die bestaat uit Midgaard waar de mensen wonen, Asgaard waar je de goden treft en Niflheimr waar de draak Nidhöggr de plak zwaait over de hel, was van oost tot west hetzelfde, maar de verhalen die over de specifieke goden werden verteld konden nogal eens verschillen. Geen wonder dus dat een inleidend boek zoals dat van Larrington voor ieder die geïnteresseerd is in de noordse mythologie het lezenswaard is. Je kunt immers maar beter niet onvoorbereid de sprong in het diepe wagen en de Edda of de saga van de Völsungen beginnen te lezen.

Odin

Boekenkrant

Wat moet het in de Christelijke hemel met God, Christus en de Heilige Geest saai en stil zijn in vergelijking met die noordse mythologische wereld, denk je onvrijwillig bij Larrington. En hoe onbelangrijk was de mens in die noordelijke verhalen. Eerst kwamen de goden. Odin natuurlijk, de god van de wijsheid, maar ook Baldr, waarvan we alleen weten dat wanneer hij sterft de Ragnarök of het einde der tijden aanbreekt. Loki is de fascinerendste, een hermafrodiet die vader is van twee zonen en moeder van Odins achtbenige paard Sleipnir. Hij sticht tweedracht en ruzie, tot Thor met zijn hamer Mjölnir op de reuzen begint in te beuken. Daarmee zijn we bij een tweede soort schepsels beland: de reuzen die niet altijd zo groot zijn als je denkt en de heerschappij van de goden proberen te ondermijnen. Om goud te delven scheppen die goden de dwergen en dan zijn er ook nog de Asen en de Alven waar we zo goed als niets over weten. Pas helemaal op het einde struinen een paar goden over het strand, vinden ze enkele stukken drifthout en zegt een van hen: hé, laat ons eens een mens maken. Van de goddelijke adem waarmee die mens het leven ingeblazen krijgt is geen sprake.

Maar mensen zijn er wel degelijk in de noordse mythologie. Een mooi voorbeeld daarvan is de Völsungsaga, de IJslandse versie van het Nibelungenlied waar Richard Wagner veel later zijn Ring op zou baseren. Dit grootse verhaal over heldendom, verraad en wraak is echter om nog een heel andere reden interessant: de overeenkomsten die erin te vinden zijn met de Keltische verhalen over koning Arthur. In het begin van de IJslandse mythe plant Odin zijn zwaard in een boom. Degene van de tien zonen van het geslacht Völsung die het meest geschikt is om de familie te leiden, zal het eruit kunnen trekken, zegt hij en dat blijkt Sigmund te zijn. Koning Siggeir wou dat zwaard ook en daarom moordt hij de hele familie van Sigmund uit, behalve zijn zus Signy, de koningin. Uit op wraak neemt Signy de gedaante aan van een ander en vrijt met haar broer, waaruit Sinfjötli geboren wordt, de wreker die uiteindelijk door zijn stiefmoeder de dood zal vinden, waarna Sigmund hem naar een wachtende boot brengt die koers zet naar het Walhalla. Je moet echt niet veel fantasie hebben om hier enige gelijkenissen te zien met het verhaal van Arthur, het kind van een man die de identiteit van een rivaal had aangenomen, een zwaard uit een steen trok om koning te worden, vermoord werd door de zoon die hij bij zijn zus had verwekt en uiteindelijk in een boot werd gelegd met bestemming Avalon.

960 man verslaan

Heel anders dan Larrington, wiens boek toch een nogal statisch en droog beeld geeft van de noordse mythen, gaat de Brusselse emeritus hoogleraar Jozef Janssens in het rijkelijk geïllustreerde Koning Arthur in meervoud, de mythe ontrafeld, als een detective op zoek naar de waarheid achter de vele verhalen over deze befaamde Keltische koning. Opvallend, schrijft hij, is dat er van Arthur pas een eeuw of drie na zijn dood sprake is in teksten. De man zou in de zesde eeuw geleefd hebben, terwijl hij voor het eerst wordt genoemd in de Historia Britonum, in de negende eeuw geschreven door ene Nennius. Arthur wordt er beschreven als een legeraanvoerder die twaalf veldslagen leidde en tijdens de laatste op zijn eentje 960 man versloeg. Het waren fabuleuze tijden.

Van dan af zou Arthur regelmatig opduiken in allerlei geschiedkundige werken, steeds met dezelfde teneur: hij was een Kelt die zijn vijanden knechtte, tijdens het gevecht zwaar gewond raakte, in een boot het meer op werd geduwd en ooit terug zou komen. Volgens Janssens wijst dit vooral op een wensdenken van de Kelten die door de invallen van de Angelen, Saksen en Juten steeds verder naar het westen waren gedreven, wat wellicht ook verklaart waarom nogal wat boeken waarin Arthur vermeld staat in Wales zijn geschreven. Er heeft waarschijnlijk wel een legeraanvoerder bestaan die Arthur heette, besluit Janssens, maar dat die zich in Rome tot keizer liet kronen om vervolgens weer naar huis te varen waar zijn Guinevere hem op de kade stond op de wachten, is wellicht een dichterlijke vrijheid.

Na de inval van de Normandiërs in 1066, die door de Kelten als bevrijders werden ontvangen, floreerde de Arthurliteratuur. Aanvankelijk was die nog even gewelddadig als de noordse mythen, waarbij men er prat op ging vijandelijke dorpen platgebrand en de vluchtende Romeinen in de rug gestoken te hebben, waarna men een stampende over de lijken hield, maar vanaf de twaalfde eeuw kwam daar verandering in. Het was niet langer voldoende dat koningin Guinevere mooi was, opeens wordt ze ook beschreven als vrijgevig en goed ter tale. Waar de ridders bij manier van spreken voorheen de jonkvrouwen pakten tegen een boom in het bos, probeerden ze voortaan heel hoofs hun hand te veroveren door sportief tegen elkaar uit te komen en daarbij zeker geen bloed te vergieten. Het is trouwens ook in die periode, en wel in de uit 1155 daterende Roman de Brut (what’s in a name?), dat voor het eerst de ronde tafel opduikt waaraan Arthur met zijn twaalf trouwste ridders plaatsnam. Alle gezeten waren gelijk, straalde die tafel uit, wat voor de sterk hiërarchisch opgebouwde middeleeuwse samenleving een subversief idee was.

Don Quichote

Janssens haalt natuurlijk Chrétien de Troyes aan, de man die de Arthurroman epische dimensies gaf en het graalmotief introduceerde, en Thomas Malory die in de zestiende eeuw met Le Morte d’Artur een soort ‘best of’ bij elkaar pende, maar dan was het ook wel gedaan voor de Keltische koning. Net zoals de ridder geen partij was voor het kanon, bleek de ridderroman niet opgewassen tegen de ironie die hem onderuithaalde, met als mooiste voorbeeld natuurlijk Don Quichote van Cervantes. Pas tijdens de romantiek zou Arthur – en met hem de noordse godenwereld – weer een publiek vinden, en dat tot op de dag van vandaag. Tolkien, hoogleraar middeleeuws Engels en in staat om oud-IJslands te lezen, wist dit, schrijft Larrington, die meerdere voorbeelden aanhaalt van motieven en figuren die terugkomen in The Hobbit en Lord of the Rings. En wie even Game of Thrones googelt vindt tientallen blogs en sites waarop de gelijkenissen met de noordse mythen en koning Arthur worden aangewezen. De rust en politieke stabiliteit die Arthur en zijn ridders uitstraalden spreken ook nu nog tot de verbeelding zo blijkt, al zijn die zowel in onze wereld als in de films en tv-reeksen die we bekijken ver te zoeken. We lijken eerder te leven in de donkere periode die in nogal wat Arthurromans voorkomt, waarin de oorlog uitbreekt, de winter eindeloos aansleept en de dolende ridders in hun roestende harnassen op zoek gaan naar de graal die de orde weer kan herstellen.

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur: