"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Koning voor een dag

Donderdag, 3 april, 2008

Geschreven door: Jan van Aken
Artikel door: Julia Krul

Verschoppeling met pit en daadkracht

De klassieke oudheid is voor vertellers van historische verhalen een aantrekkelijke periode, maar de wereld der Grieken en Romeinen werkelijk tot leven roepen is moeilijker dan het lijkt. De meeste auteurs en filmmakers zwichten voor ofwel de Hollywood- ofwel de gymnasium-aanpak. Bij de eerste van die twee volstaat een decor van blinkend witte tempels en badhuizen waarbinnen een bonte massa stereotype personages elkaar naar hartelust kan verleiden, verkrachten en doodsteken. Bij de tweede probeert de verteller aan de ingewijde een glimlach te ontlokken door het gebruik van moeilijke namen en woorden en aan klassieke auteurs ontleende stijlfiguren, of komt hij de leek juist tegemoet met uitleg die het schouwtoneel verandert in een schoolbord. Gelukkig zijn er schrijvers die het midden kunnen houden tussen die twee extremen of er zelfs bovenuit weten te stijgen.

Koning voor een dag, de nieuwe roman van Jan van Aken, vertelt het gedeeltelijk waargebeurde verhaal van de lelijke, kreupele dichter Hipponax, die leefde in de zesde eeuw voor Christus in de stad Efesos (in het huidige Turkije aan de Egeïsche zee). Van Aken maakt van zijn singer-songwriter een aandoenlijke verschoppeling, maar wel één met pit en daadkracht. Hipponax’ droom om een dichter-zanger zoals Homerus te worden drijft hem onvermoeibaar voort, ook al maakt zijn onooglijke uiterlijk hem aanvankelijk vooral doelwit van spot. Toch begint hij populariteit te verwerven wanneer hij eenmaal onderkent waar hij echt goed in is: dansbare volksliedjes en satire. Het keerpunt in zijn leven en carrière vindt plaats wanneer hij verliefd wordt op het jonge meisje Arète en ondanks duidelijke dreigementen van haar beschermende en invloedrijke broer besluit haar het hof te blijven maken. Dat leidt tot zijn verbanning uit Efesos, maar wanneer hij jaren later in de naburige stad Klazomenai belandt doet zich de gelegenheid voor om wraak te nemen.

Van Aken heeft behoorlijk wat tijd nodig om op stoom te komen. De eerste hoofdstukken, van Hipponax’ geboorte tot en met de eerste ontmoeting met Arète, gaan met sprongen door de tijd en draaien om niets anders dan diverse individuele ervaringen van de opgroeiende dichter. Dat gebrek aan samenhang leest heel moeizaam; je blijft je afvragen waar het nu allemaal heen wil. Een voorbeeld op pagina 70:

‘“Ik durf niet”, zei Hipponax, “ik weet niets van haar, en tussen de mensen voel ik mij ongemakkelijk. Hoe kan ik haar ontmoeten?” Hij was in een fase van zijn jeugd waarin alles aan zijn lichaam ongemakkelijk aanvoelde. Zijn benen leken te lang en zijn kreupelheid verergerde omdat die benen niet regelmatig leken uit te groeien.’

Yoga Magazine

We zijn nauw betrokken genoeg voor een directe rede, maar in de regel daarna moet ons verteld worden in welke fase van Hipponax’ jeugd we ons überhaupt bevinden. Intussen maakt Van Aken zich lichtelijk schuldig aan de hierboven beschreven gymnasium-aanpak: veel onderdelen van Hipponax’ wereld, die voor hemzelf vanzelfsprekend zijn, worden door de verteller onnodig toegelicht en sommige (maar niet alle!) Griekse termen worden schuingedrukt. Voor de lezer die klassiek Grieks kent wordt het vervolgens ietwat aandoenlijk dat Van Aken de naam van het meisje αρετη, ‘de deugd’, consequent ‘Arète’ spelt in plaats van ‘Aretè’.

Pas na Hipponax’ verbanning krijgt het verhaal ineens enorme vaart. Piraten, Kybele-priesteressen, een courtisane van legendarische schoonheid, een gevaarlijke heks die impotentie geneest, de arme zanger komt ze allemaal tegen en bovendien belandt hij in Egypte. Van Aken lijkt plotseling overgeschakeld op de Hollywoodstijl. Toch is er meer aan de hand: het zijn allemaal elementen die ook in de (latere) Oudheid veel in romans voorkwamen. De dichter is even in een verhaal terechtgekomen zoals hij dat zelf had kunnen verzinnen. Misschien verzint hij het inderdaad allemaal wel. De toon begint ook steeds luchtiger en ironischer te worden:

‘“Wat weet jij over Egypte?” vroeg Hipponax, nadat ze een tijdje gelopen hadden in het licht van de zilveren maan.

“Niet veel meer dan uit de liederen, en dat er in Naukratis goed te feesten valt,” zei Erchelaos.

“Meer dan dat weet ik ook niet,” bekende Hipponax. “Naukratis, poel van vermaak en zonde. En dit: de Nijl heeft zeven armen, de meest oostelijke is de Pelousische, de meest westelijke de Kanopische. Daartussen ligt de delta als een veelbladige lotusbloem, zoals de dichter zegt.”

“Welke dichter?” vroeg Erchelaos.

“Ik zelf,” zei Hipponax. “Ik werk onder het lopen aan een lied, het ritme van mijn manke passen geeft een uitstekende kadans.”

“Klets niet,” zei Erchelaos. “Je bent niet mank.”’

Uiteindelijk keert Hipponax terug naar de Ionische kust. Vanaf dat moment concentreert hij zich nog maar op één ding: wraak op Arètes familie. Dat kerngegeven maakt de laatste hoofdstukken van het boek het tegendeel van de eerste; iedere scène verhoogt alleen maar je drang om verder te lezen. Bovendien blijft Van Aken ironie handhaven, die – zoals in bovenstaand citaat duidelijk wordt – het lachwekkende aan Hipponax ondervangt en hem in al zijn naïviteit en verbetenheid juist tot een fascinerend iemand maakt. Het einde ten slotte is prachtig; de perfecte afronding van een vertelling over een excentrieke buitenstaander voor wie in de maatschappij geen andere rol meer is weggelegd. Het is een verhaal van alle tijden, door Van Aken vormgegeven binnen een historisch kader dat hij serieus neemt, maar niet té. Uiteindelijk is Koning voor een dag niet ontstaan uit clichéfantasieën over de oudheid, maar uit Van Akens literair inzicht. Dat maakt het, de moeizame opbouw daargelaten, een uitstekende historische roman.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.