"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Krokodillentranen

Maandag, 24 juni, 2013

Geschreven door: Koen van Wichelen
Artikel door: Tom Steendam

Rijp voor de oudemannetjeszoo

Soccer sells. Ik, Zlatan (over Zlatan Ibrahimovic), Geen genade (over Andy van der Meyde) en Gijp (over René van der Gijp), het is maar een kleine greep uit de vaak zeer goedverkopende biografieën van voetballers – of jolige randfiguren in het geval van ‘Gijpie’ – die de afgelopen tijd verschenen. Vlaming Koen Van Wichelen (1966), oprichter van het blad Passie voor Voetbal, schreef met Krokodillentranen een roman die zich voor een groot deel in ‘het wereldje’ afspeelt. Weet ook hij, om in voetbaltermen te blijven, te scoren?

Eén verschil valt direct op: het draait nu eens niet hoofdzakelijk om een voetballer maar om de voorzitter van een voetbalclub, selfmade man Roman Kerkorian, negenenzestig jaar oud. De ‘Oude Krokodil’ of ‘President’, zoals hij genoemd wordt, huilde voor het laatst meer dan vijftig jaar geleden toen zijn vader overleed. Toch zijn er genoeg redenen om te huilen: zijn club Racing FC balanceert op de rand van degradatie, sterspits Bruno Campion is uit vorm en tijdens een emotionele dienst wordt er afscheid genomen van de verongelukte Hannah, de dochter van sportcommentator Kurt Hansen – die Kerkorian ooit op live-tv ‘een versleten krokodil rijp voor de oudemannetjeszoo’ heeft genoemd.

‘Perfecte’ metafoor

De keuze om Krokodillentranen in de voetballerij te situeren lichtte Van Wichelen tijdens een interview toe: ‘Het is een perfecte metafoor voor deze tijd. Alles wat er goed en slecht is in 2013 komt in het voetbal voor in het groot: alles draait om geld, om winnen en verliezen, om slippendragers en tragische figuren.’ Een perfecte metafoor? Het klinkt eerder vooringenomen, want draait het bedrijfsleven, de politiek of zelfs de literatuur, kortom de grotemensenwereld, niet ook om hetzelfde? Daar komt nog bij dat de scènes die zich op en rond het voetbalveld afspelen tot de minste van het boek behoren, met een wedstrijdverslag van de ‘Derby des Doods’ tegen ‘aarsrivaal’ DWB als dramatisch dieptepunt:

‘Op slag van rust en bij een 0-0-tussenstand gingen de poppen stevig aan het dansen in het Olympisch Stadion. Beide ploegen speelden met het mes tussen de tanden en buskruit in de schoenen. Tackles vlogen op kniehoogte in het rond, ellebogen wapperden, oogkassen en neusbenen kraakten.’

Boekenkrant

Of zou dit gebruik van dooddoeners en overdreven beeldspraak een pastiche, of zelfs een parodie, op de voetbalverslaggeving vormen? Het is onwaarschijnlijk, gezien de achtergrond van de auteur en zijn passie voor voetbal. De toon in de rest van het boek is bovendien grotendeels ernstig. Even dacht ik toen in Krokodillentranen een sleutelroman te zien: Roman Kerkorian als Roman Abramovitsj, de voorzitter van de Engelse club Chelsea, maar die vergelijking loopt al snel mank (Kerkorian is verre van een Russische oliemiljardair). En er komen te veel echt bestaande elementen in het verhaal voor, bijvoorbeeld de Saoedische club Al Shabab en het Roemeense FC Petrolul.

Mozaïekvertelling

Krokodillentranen laat zich nog wel het meest kenmerken als een mozaïekvertelling, een wankele welteverstaan. Tijdens een meeting tussen Kerkorian, zijn assistent en een spelersmakelaar in het Parkhotel druppelt plotseling een nieuw personage het verhaal in: freelancefotograaf Ronald, die een afspraak heeft met cultregisseur Louis Fargo. De welkome afleiding van al het gezever over spelerscontracten is echter tijdelijk, want de nieuwe verhaallijnen waaieren als een wervelwind alle kanten uit. In ieder hoofdstuk wordt er razendsnel een nieuw personage geïntroduceerd, van hoofdverpleegkundige en ‘serveerster in bijberoep’ Carmen en haar dochter, tot nachtreceptionist Jurgen en taxichauffeur Karim.

Als de storm is gaan liggen, blijkt ieder personage op een bepaalde manier met een ander personage verbonden te zijn. Dat kan knap en verrassend zijn, maar op een gegeven moment is de zoveelste ruk in het verhaal vooral te vergezocht en te romanesk. Er klopt iets niet aan het mozaïek: de portretten van de personages zijn in vergelijking met de figuur Kerkorian te klein en te schetsmatig om echt indruk te maken. Ik had wel meer willen lezen over Jurgen, tragisch gekluisterd aan zijn nachtbalie en een onverwachte helper voor Fargo, terwijl juist híj hulp nodig heeft.

De aardigste passage van Krokodillentranen is het postmoderne gebbetje dat Van Wichelen iets voor de helft van het boek presenteert. In het hoofdstuk ‘Noot van de schrijver’ wordt hij in een nachtelijk visioen op zijn werkkamer bezocht door een vertegenwoordiger van de ‘Commissie ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer der Personages en Romanfiguren’. De ex-man van Carmen heeft geklaagd over de manier waarop Van Wichelen hem heeft geportretteerd. In de jury van de Commissie zetelt de beroemde Émile Zola, wiens stem ‘piepte en kraakte als een roestige guillotine die naar een verse druppel bloed snakt.’

Het grapje is kort, te kort, maar laat zien dat Van Wichelen meer in zijn mars heeft dan hij in Krokodillentranen laat zien. Aan het einde wordt er dan toch gehuild: een duveltje uit een doosje tovert de langverwachte tranen uit Kerkorians ogen. Kleurloze tranen. Van Wichelen mist.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.