"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kromzicht

Maandag, 26 mei, 2008

Geschreven door: Max Niematz
Artikel door: Daan Stoffelsen

Bedreiging van de dorpsvrede

Is er opeens meer te doen op het land dan in de stad? In een groot stuk in NRC Handelsbladmeende Arjen Fortuin dat onlangs te signaleren: van Boven is het stil tot Sneeuweieren tot Geen zee maar water, het is een trend van rustige boerenlevens die geconfronteerd worden met vernieuwing, met de binnendringende wereld. Ook het debuut van Max Niematz, Kromzicht noemde hij. En ja, er is vernieuwing, van vader op zoon, van traditie naar ambitie, die zich uit in de strijd tussen twee veehouders, om koeien en een meisje; vernieuwing die resulteert in veel beroering in een Oost-Nederlands dorpje.

Kromzicht telde twee grote boerengeslachten, die van Hensius en die van Tiedema, grootgrondbezitters, veehouders van oudsher. De rest van het dorp was bij ze in dienst. Onder de jongste telgen, Judo Hensius en Berend Tiedema, zijn de verhoudingen in principe niet anders, al laat Ludo zijn knecht meeëten in de mooie kamer. Hij is sowieso een eigenaardig figuur, een excentriekeling die pistolen verzamelt, leest, avontuurlijk en ambitieus is. Berend is introverter, tevreden met het boerenbestaan, en leeft met maar één diepgevoeld gemis: een vrouw.

‘Een geliefd persoon… De port steeg hem naar het hoofd, hij wist: ik zit mezelf wat voor te spiegelen. Zijn hele wezen raakte ervan doortrokken, wat vreemd was eigenlijk, vond hij zelf, onzinnig een beetje. Liefde had hij nooit gekend, voor niets ook liefde opgevat, of hooguit voor zijn koeien.’

Ludo’s ambities gaan verder. Hij besluit op goede dag het melkvee weg te doen en stieren te gaan fokken. Vier jaar lang werken hij en zijn knecht met grote zorg aan de komst van superstier Dricus. Het project wekt nieuwsgierigheid en jaloezie – dat laatste vooral bij Berend, die steeds moet horen dat hij er maar op los fokt. Maar voor hem lijken de zaken ook ten goede te keren: Ludo’s nichtje Klazien wordt verliefd op hem en korte tijd lijkt een huwelijk onvermijdelijk. Tegelijk wordt ook Ludo’s succes helder. Dricus, Driek de eerste, komt er, en hij wordt ‘de winnaar van de A-klasse in alle categorieën, de sterkste, dapperste en geilste stier van het Oldambt’.

Boekenkrant

Maar nu het doel bereikt is, zinkt Ludo weg in een depressie: wat nu? En plotseling maakt Klazien het uit met Berend door middel van een kort briefje, en maar net iets later volgt een even korte als incestieuze ontmoeting met oom Ludo. In haar schoot groeit een stille, grote bedreiging voor de dorpsvrede, terwijl die in de vorm van een mysterieuze, uiterst besmettelijke ziekte onder het vee van de twee boeren al uitgebroken is. De jonge Hensius toont zich op zijn laconiekst, terwijl de zwijgzame Tiedema plots blijkt te kunnen spreken.

’”Hensius is zunig op z’n Driek,” hoorde men Wildvang tegen Wester smoezen. […]
De stem van het volk, men doet er vaak laatdunkend over. Toch was het in dit geval die stem die in het krachtenveld van meningen een belangrijke verschuiving teweegbracht, met name bij inspecteur Stroep. “Ik moet zeggen,” zei deze, “nou ja, een compleet stamboek uitroeien… Het is nogal wat.”
Berend hield het niet meer. “Godhere, hoor dat! Als er één varken in ‘t hok begint te gillen, doen ze ‘t allemaal.”
Een beetje gelijk had Berend wel.’

Berends gelijk mag niet baten, preventief wordt er geen rund afgemaakt, en uiteindelijk neemt hij het heft in eigen handen. In een daverende climax komt er een einde aan de dromen van Ludo, Klazien en Berend. Het rumoer in Kromzicht komt tot een hoogtepunt, en dan… is alles weer bij het oude. ‘Kromzicht. Een rustig dorp. Vredig. Een dorp minder van monden dan van ogen en oren, een gat van horen, zien en zwijgen waar de boeren stiekem rijker, de knechten stilletjes armer werden. […] Geen stilte zonder geluid – de Kromzichters waren oud en ervaren genoeg om met deze wijsheid vertrouwd te zijn, evenzeer als ze wisten dat er geen vrede bestond zonder oorlog, noch geluk zonder een drama op z’n tijd.’ De eerste woorden van Kromzicht blijken ware woorden.

Niematz bouwt het ‘drama op z’n tijd’ zorgvuldig op, met kleurrijke personages en een even kleurrijk – vergeef me het cliché – taalgebruik. De taal van de boeren, knechten en notabelen (‘Het is nogal wat’) is summier, aards, nuchter, en dat botst lekker met de dromen, gedachten en ambities die erachter zitten. Of we Kromzicht nu vervolgens moeten plaatsen in een wijder perspectief waarin het platteland bij uitstek de achtergrond wordt van principiële, ja zelfs politieke kwesties in de literatuur, dat is een tweede. Het zwaartepunt van deze roman ligt toch in het botsen van persoonlijkheden, de een traditioneel, de ander modern, maar de beroering is lokaal, een incident, dat ik slechts met grote moeite tot bredere thema’s en botsingen tussen het oude en het nieuwe kan uitvergroten. Nee, laat ons de port niet naar het hoofd stijgen: Niematz’ vierde roman is onderhoudend en aanstekelijk, punt.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Het wachtlokaal

Kromzicht