"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kroniek van het vermoorde huis

Vrijdag, 25 maart, 2022

Geschreven door: Lucio Cardoso
Artikel door: Ger Leppers

Wie het boek leest, begrijpt waarom het geldt als een meesterwerk van de Braziliaanse literatuur

[Recensie] Lang geleden, op de middelbare school, werd ons in de literatuurles ingeprent dat we onderscheid moesten maken tussen romans die ‘plot driven’ waren en andere die ‘character driven’ werden genoemd. In het eerste geval ging het – ruwweg – om boeken waarin alles in dienst stond van een verrassende ontknoping, en in het tweede geval volgde de lezer vooral de ontwikkeling en de botsingen van een of meer karakters.

Ik weet niet of dit onderscheid nog steeds gemaakt wordt. Maar ik moest er dezer dagen onweerstaanbaar aan denken bij het lezen van de schitterende roman Kroniek van het vermoorde huis van de Braziliaanse schrijver Lúcio Cardoso (1912-1968), waarvan onlangs een mooie Nederlandse vertaling verscheen. Wie het boek leest, begrijpt waarom het geldt als één van de meesterwerken van de Braziliaanse literatuur.

In een reeks van tientallen hoofdstukken die alle de vorm hebben van dagboeken, brieven, verslagen, verklaringen, biechten en bekentenissen komen de verschillende personages, zowel hoofdrolspelers als getuigen, aan het woord. Cardoso toont zich een meester van de psychologische waarneming, een schrijver die al die zijn personages met hun verschillende ervaringen en gezichtspunten op elk moment het volle pond weet te geven..

Maar ook het huis uit de titel van het boek is bijna een volwaardig personage: het is een ‘chácara’, een herenhuis in een negorij in de binnenlanden van het afgelegen Minas Gerais, en heeft betere tijden gekend. Ondanks het verval klampen de drie broers die het bewonen zich aan het bezit ervan vast, en vooral aan de status die het goed nog steeds aan de eigenaars verleent.

Archeologie Magazine

De oudste van de drie, Demétrio Meneses, bestiert het slinkende familiebezit. Hij is getrouwd met Ana, maar het vuur, als dat er al ooit was, is al lang uit hun relatie verdwenen. Routineus slijten zij aan elkaars zijde een verdord bestaan, ondergedompeld in wat Ana met bittere ironie omschrijft als “datgene wat iemand op een helder moment heel verstandig een taak voor middelmatigen heeft genoemd.” De jongste broer, Timóteo, is de excentriekeling. Hij heeft zich in zijn kamer opgesloten en is voor niemand te spreken. Hij maakt zich op, hult zich in de kleren van zijn moeder terwijl zijn lichaam geleidelijk opzwelt tot een potsierlijke homp vet waardoor hij steeds vaker uit zijn kleren barst. De middelste broer, Valdo, is de meest normale van de drie.

Maar het is juist wanneer Valdo trouwt met de bloedmooie, levenslustige Nina uit Rio de Janeiro dat het drama in gang wordt gezet. Nina’s broeierige aanwezigheid zet het leven in huis binnen de kortste keren op zijn kop. De muren van de chácara komen op haar af, en licht ontvlambaar als ze is krijgt ze al gauw een verhouding met en vervolgens ook een kind van de jonge, onweerstaanbare tuinman Alberto. Ze treffen elkaar in het geheim in een verre uithoek van de tuin, in een vervallen paviljoen. “Daar bloeide en geurde en schitterde ze, als een altijd nieuw iets tussen al die door de tijd aangevreten dingen.”

Om haar kind geboren te laten worden vertrekt Nina naar Rio, waar ze jarenlang blijft. Maar haar zoon, André, van wie men aanneemt dat hij het kind van Valdo is, wordt wel uit Rio teruggehaald naar huize Meneses, om daar opgevoed te worden. Zijn echte vader, Alberto, heeft ondertussen zelfmoord gepleegd. Ook tot verdriet van Ana: “Albert is heel langzaam voor mij gestorven, minuut na minuut, uur na uur, dag na dag, en ik woonde die doodsstrijd (…) zwijgend en volkomen helder van geest bij. Ja, hij is eindeloze keren in mij gestorven, soms via een boom waartegen hij ooit geleund had en die zijn magische uitstraling kwijtraakte en een doodgewone boomstam werd, soms door een pad in de tuin dat zijn betovering verloor om een paadje zonder enig belang te worden dat ik niet eens meer zag en ook niet meer gebruikte.” Pas in de laatste bladzijden van het boek zullen de redenen voor de intensiteit van Ana’s gevoelens tot de lezer doordringen, en zal blijken dat dit honderden bladzijden lang ogenschijnlijk meest kleurloze personage van het boek de centrale rol speelt in alle verwikkelingen.

De ontknoping wordt verhaast wanneer Nina na vele jaren uiteindelijk terugkeert naar het landgoed, haar zoon en haar echtgenoot. Haar destructieve vitaliteit kan ze echter nog steeds niet beheersen: ze begint een verhouding met André.

De beschrijving van het opwellen van de incestueuze gevoelens bij beide geliefden is een huzarenstukje dat maar weinige schrijvers Cardoso na zullen doen. Zijn overgave aan Nina verwart André, vervult hem met vragen die zich nauwelijks laten formuleren “Antwoord krijgen we slecht van een Rechter die een andere taal spreekt dan de onze” weet hij slechts.

Dit alles mondt uit in een slothoofdstuk waarin, op de laatste vijf bladzijden van deze vuistdikke roman, het de lezer te moede is alsof het tapijt onder zijn voeten wordt weggetrokken: alles wat de lezer tot dan toe vernomen heeft en voor waar aannam, lijkt een halve slag te draaien, en alle draden en draadjes van de intrige komen op virtuoze wijze opnieuw samen.

Kroniek van het vermoorde huis is, kortom, niet alleen een bijzonder goede, van de verwikkelingen bol staande psychologische roman, maar ook een boek dat de lezer meesleept naar een even verrassende als – achteraf! – onontkoombare ontknoping, en doet ook nog eens onweerstaanbaar denken aan de beste familieromans van rond de vorige eeuwwisseling. Al die genres lijkt het boek als het ware in zich op te zuigen, te absorberen.

Is deze Kroniek van het vermoorde huis een volmaakte romen? Ik zou er slechts één bezwaar tegen willen inbrengen: de schrijver geeft zich in zijn personages met zo’n overduidelijk plezier over aan het psychologiseren, dat het een beetje is alsof ze dat, ondanks hun verdere verschillen, allen op dezelfde manier doen. Dat doet soms wat afbreuk aan de geloofwaardigheid van het boek. Maar nauwelijks aan het intense leesplezier dat de lezer aan deze toch wel bijzonder grootse romanprestatie beleeft.

Eerder verschenen in Trouw