"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Langzaam afbouwen op deze planeet

Dinsdag, 26 mei, 2015

Geschreven door: Nico Dros
Artikel door: Tim van Gerven

Sigaren en alcohol

Drankgebruik, sigaren, relaties tussen een oudere man en een jongere vrouw, seks, geweld: zomaar een aantal terugkerende motieven uit Langzaam afbouwen op deze planeet, de nieuwe verhalenbundel van Nico Dros (1956). Een nogal bronstige verzameling verhalen, zou je kunnen zeggen. Met een beetje kwaadwilligheid zou je het een midlifecrisisbundel kunnen noemen. Jammer genoeg is de stijl waarin deze mannelijke verhalen zijn gegoten een stuk minder doordrongen van testosteron.

De bundel opent met het zwakste verhaal en eindigt met het sterkste. Goed nieuws voor de lezer die graag het lekkerste voor het laatst bewaart. Het slechte nieuws is dat de zes verhalen tussen de opener en de afsluiter op z’n best ‘interessant’ te noemen zijn.

Om met het zuur te beginnen: in het openingsverhaal ‘Maagdenbloed’ wordt in negen pagina’s het tragische verloop van een driehoeksverhouding afgewerkt. Het korte vertoog lijkt eerder een opzet voor een roman dan een volwaardig verhaal. De gehele episode wordt in een dergelijke duizelingwekkende vaart afgerond dat het drama de lezer onmogelijk kan aangrijpen. De vertellende ik-figuur was zelf slechts zijdelings betrokken, maar is zelfs jaren na dato nog aangedaan door de hele affaire. Daar hoeven wij als lezer niet naar te raden want het staat er zwart op wit: ‘Toch heeft alles ook mij diep geraakt.’

Weinig verrassing

Waarom de zes verhalen die volgen mij ook minder kunnen bekoren, daar is lastiger de vinger achter te krijgen. Hier gebeuren wel degelijk interessante dingen. Zo is er het titelverhaal, waarin de weerslag wordt geschetst van een dreigende derde wereldoorlog op het dagelijks leven in een Noord-Hollands plattelandsdorpje. Het mooie van dit verhaal is dat ondanks de onrust en de onzekerheid het dagelijks leven er eigenlijk gewoon doorgaat − er wordt gezellig op de bank een dvd’tje gekeken, de hond moet uitgelaten, er is kermis − waardoor de sluimerende dreiging, op de achtergrond voortdurend aanwezig, des te meer invoelbaar wordt gemaakt.

Pf

Dat dit verhaal en de andere verhalen mij desalniettemin niet echt weten te pakken, heeft wellicht iets te maken met het gekozen vertelperspectief. In driekwart van de gevallen kiest Dros voor een ik-verteller die ons achteraf verslag doet van iets dat hij (het gaat altijd om een man) heeft meegemaakt. Een dergelijk perspectief herbergt het risico op afstandelijkheid in zich. Het helpt dan niet als het verhaal vooral samenvattend tot ons komt en slechts mondjesmaat in onafhankelijke scènes. Uit het titelverhaal:

Mij was het nooit gelukt een lang gesprek met mijn zoon te voeren zoals Max nu deed. De jongen en ik leefden langs elkaar heen. Jelle was een aardige gast, de onbetwiste knuffelbeer van het gezin. Voor een jonge Westfries dronk hij niet veel, liever rookte hij wiet. Toen ik ontdekte dat hij wietplanten in een uithoek van het erf teelde had ik ze gerooid en verbrand. Hij was me bijna aangevlogen. Bij onze eerste aanvaringen was hij zestien. Ageeth vond dat ik hem te streng aanpakte.

Hier wordt te veel verteld, de moeizame relatie tussen vader en zoon wordt niet inzichtelijk gemaakt, het blijft bij commentaar. Maar fnuikender is de stijl waarin de verhalen worden opgedist. Het loopt soepel, zeker, het leest lekker weg, maar nergens word je echt verrast door een mooie zin, een verrassende woordkeus. Ook weet Dros clichés niet helemaal te omzeilen: ‘slapen als een roos’, ‘slap als een vaatdoek’, ‘even was het alsof zijn keel werd dichtgeknepen’. Al met al mis je de pit, het vuurwerk dat je van deze op-en-top mannelijke vertellers zou verwachten.

Smakelijk toetje

Tot slot dan toch nog het zoet. Het laatste verhaal ‘Twee dooilingen’ overtuigt wel. Hier stapt Dros af van zijn gebruikelijke vertelprocedé en serveert hij de lezer in personaal perspectief de tragische liefdesgeschiedenis op het zeventiende-eeuwse Texel tussen een katholieke herderszoon en een protestantse vissersdochter. Het leven op het eiland en aan boord van een VOC-schip wordt overtuigend tot leven geroepen. De overheid en de kerk, die alle moeite hebben de losse moraal die onder de eilanders geldt in te dammen, het intrigerende gebruik van het ‘queesten’, de uitbraak van een dodelijke ziekte onder de schapen die de hoofdfiguur in de armen van de VOC drijft, de wreedheden die de bemanning botvieren op een gevangengenomen kaper. Hier werkt Dros’ stijl wél; hier zijn de archaïsmen die elders storen wel op hun plaats (alleen al het intrigerende ‘dooilingen’!).

Na het uitlezen van dit laatste fraaie verhaal bleef ik daardoor toch een beetje met een kater achter. ‘Twee dooilingen’ had beter gezelschap verdiend in deze al met al wat teleurstellende bundel.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Willem die Madoc maakte

Langzaam afbouwen op deze planeet

Langzaam afbouwen op deze planeet

Oorlogsparadijs

Oorlogsparadijs

Dromen van de bok