"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hier komen wij vandaan

Dinsdag, 9 november, 2021

Geschreven door: Leonieke Baerwaldt
Artikel door: Nico Voskamp

Sprookjes zijn lieflijk, toch?

[Recensie] “En ze leefden nog lang en gelukkig” vinden we niet in de debuutroman van Leonieke Baerwaldt. In de weliswaar sprookjesachtige levens van de figuranten gebeurt een heleboel, maar het leidt niet tot de vervulling van hun diepste verlangen. Neen, hier spatten de meeste dromen als zeepbellen uit elkaar.

Een keiharde roman, zou je wellicht kunnen concluderen uit het bovenstaande, maar zo is het ook weer niet. Baerwaldt zet haar personages op de wereld en laat ze hun gang gaan. Wat erop neerkomt dat ze vol hoop beginnen aan projecten en zichzelf doelen opleggen. Soms lukt dat, maar vaker draait het uit op aanmodderen, struikelen en mislukken, net als wij gewone stervelingen.

Kan dat wat concreter, en snel graag? Sorry. We hebben vier verhalen die naast en door elkaar lopen: de eerste gaat over een kleine zeemeermin die naar boven wil, naar de sterren, ze wil een ziel, net als mensen die hebben. Dan is er een moeder en een dochter die een zwervend bestaan lijden, welk laatste woord inderdaad met opzet op die manier gespeld is. Vervolgens ontwaren we een fabrieksarbeider met een tropische vissen-fetisj en tenslotte is er een setje mensen – man en vrouw – dat ervan droomt een nieuw bestaan te beginnen op een klein stukje land dat onfortuinlijk genoeg iets te dichtbij een industriegebied ligt.

Daarmee eindigt dan meteen het concrete. De vier verhalen rolt Baerwaldt uit in korte hoofdstukjes met sterk wisselende gebeurtenissen én teksten. Soms zijn ze barok als in een opera, soms komen ze in golvend jargon dat past bij een zeemeermin (mijn moeder is een vis), en soms in een semi-plechtige taal die uit een Grieks heldendicht lijkt te komen.

Boekenkrant

Grieks dichtwerk? Dat doet weer denken aan de Odyssee van Homerus, waar ook de verwijzing in voorkomt: “Mijn moeder is een vis”. De Odyssee is een verhaal over een zwerftocht, eigenlijk een zoektocht naar jezelf. Is dat wat Baerwaldt met haar tekst wil laten zien, dat we als mens blijven zoeken naar jezelf, naar waar we vandaan komen?

Of is het haar te doen om de sprookjesachtige werkelijkheid? Die twee verschillen niet zo heel veel van elkaar. Zwijnen ook niet, zie deze veel te mooie passage om niet te citeren:

“Ze bracht eten naar het varken. Wortelschillen, pastaresten, de onderkant van een krop sla, broodkapjes met de pluizige aanzet van beginnende schimmel…

Het varken brieste enthousiast, doorzichtig snot droop uit zijn neusgaten terwijl hij zich luid knorrend op het eten stortte. Haar maaginhoud kwam naar boven, ze duwde het beest aan de kant en kotste over de etensresten heen. Het varken slobberde alles dankbaar op. Brenda keek naar zijn kwispelende krulstaart. Ze voelde het die ochtend al, een pijnlijk zeuren in haar blauw dooraderde borsten, maar nu wist ze het zeker: ze was zwanger.”

Jazeker, onze halfvrouw halfvis is zwanger:

“De zeemeermin verwarde de lust van de visser met aanhankelijkheid en de visser verwarde de aanhankelijkheid van de zeemeermin met lust. Hierdoor kwam het dat de zeemeermin zwanger werd.”

Hoe wonderlijk de verhalen ook van elkaar verschillen, ze komen toch samen in het sprookjesachtige dat dit boek doordesemt. Baerwaldt noemt het zelf een uit de hand gelopen gedachtenexperiment. Een prettig verwarrend dwaalverhaal waar deze lezer zich wel in kan vinden.

Ook verschenen op Nico’s recensies en Tiktok