"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Leugenaar

Vrijdag, 21 februari, 2020

Geschreven door: Ayelet Gundar-Goshen
Artikel door: Marnix Verplancke

Boeiend dilemma pijnlijk aangepakt

[Recensie] De Israëlische Ayelet Gundar-Goshen schreef een heerlijke roman over de verlokkingen van de leugen en het nimmer aflatende gezeur van het knagende geweten.

Zeventien jaar en twee maanden is Noefar. Ze is bezig aan de laatste dag van haar vakantiejob in een ijssalon in Tel Aviv. Wat in haar gedachten een spannende periode had moeten worden met jongens die elkaar verdrongen om haar aandacht, is uitgedraaid op een saai karwei van bollen scheppen en hoorntjes vullen waarbij geen enkele jongen haar ook maar een blik waardig achtte. Veel zin heeft ze er niet meer in, wat ook de op een zijspoor belande zanger en tv-ster Avisjai Milner aanvoelt wanneer hij naar zijn mening al te lang moet wachten om bediend te worden. Dit is volstrekt inacceptabel, hij maakt zich kwaad, waarna hij er door Noefar, de dochter van een taallerares, op gewezen wordt dat het ‘onacceptabel’ is en niet ‘inacceptabel’. Milner gooit het meisje daarop een paar beledigde volzinnen naar het hoofd, waarna ze van de schrik op de vlucht slaat, het binnenplaatsje achter de winkel op. In de veronderstelling dat ze er met zijn briefje van 200 sjekel vandoor is, volgt Milner haar, en wanneer hij haar te dicht nadert geeft ze een brul. “Noefar Sjalev schreeuwde,” schrijft Ayelet Gundar-Goshen in Leugenaar, “en de hele stad schreeuwde terug.” En die stad schreeuwde schande, want die vadsige charmeur op zijn retour had dat onschuldige meisje ongetwijfeld aangerand. Wat zou je anders verwachten in #MeToo-tijden?

Milner vliegt de cel in en Noefar wordt zozeer vertroeteld dat ze aan de waarheid niet toe komt, dat er van een aanranding helemaal geen sprake is. Slechts twee mensen weten hoe de vork werkelijk aan de steel zit, een doofstomme bedelaar die niet echt doofstom is, alles gezien heeft en beslist te zwijgen en Lavi, de ietwat sullige jongen die op de derde verdieping boven de ijssalon woont. Doordat zijn moeder zijn vader met tientallen mannen tegelijk bedriegt, is Lavi getraind in het doorgronden van de vrouwelijke psyche, en heeft hij meteen door dat ook Noefar de waarheid niet vertelt. Kom straks naar het binnenplaatsje achter de ijssalon, bezweert hij haar, waar het meisje gewillig op ingaat, want misschien zal haar honger naar liefde nu eindelijk gestild worden. En inderdaad, Noefars leugen schept een band tussen de twee jongeren, een band die uitgroeit tot een relatie, “als een kadaver waarin zich bijen genesteld hadden, die een zoete honing maakten”.

Misschien heeft Ayelet Gundar-Goshen Noefar wel niet toevallig de familienaam Sjalev gegeven. Haar schrijfstijl doet immers meer dan eens denken aan die van Meir Shalev, organisch en plastisch, met heel veel goed gekozen details en een fijne tongue-in-cheeck humor. Je zou het bijna magisch-realistisch kunnen noemen, zoals in de scène over Noefars schreeuw die door de hele stad werd herhaald, maar daarvoor staat Gundar-Goshen nog net iets te veel met haar beide benen op de grond. Spits, fris en fonkelend is misschien juister. De wijze waarop de liefde tussen Noefar en Lavi openbloeit, beschrijft ze bijvoorbeeld bijzonder mooi, hoe ze ontdekken dat ze geen van beiden van olijven of paprika’s houden, hoe ze bijgeloof verafschuwen maar toch liever uit de buurt van een zwarte kat blijven en hoe Noefar zich steeds meer zorgen maakt over de plakkerigheid tussen haar dijen wanneer ze bij Lavi is. Wanneer ze het googelt, durft ze niet te lezen wat er staat. ‘Aan jezelf komen om te weten wat goed is,’ ziet ze tussen haar vingers door. Maar waar, vraagt ze zich dan af. Waar moet ze aan zichzelf komen?

Boekenkrant

Al die aandacht doet iets met Noefar. Van het innemende lelijke eendje verandert ze in een succesrijke en misschien wel een tikkeltje hautaine zwaan. Ze ligt opeens goed bij de topmeiden en wordt gevraagd als spreker op de Internationale Dag tegen Geweld tegen Vrouwen die – o ironie – doorgaat in de ambtswoning van de president die niet van zijn secretaresse kon afblijven. En dat alles omwille van haar grote leugen, beseft ze. Wanneer ze hoort dat Milner vijf jaar gevangenisstraf boven het hoofd hangt, slaat de wroeging toe. Precies over dit dilemma gaat Leugenaar, en precies daar ook gaat Gundar-Goshen in een pijnlijke overdrive. Ze wil haar punt te veel maken, haalt er zelfs een hoogbejaarde vrouw bij die de identiteit aangenomen heeft van een Sjoa-overlevende en maakt ook van Lavi’s onoprechtheid een thema. Te veel leugenaars om echt goed te zijn, denk je dan.

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Leugenaar

Leeuwen wekken