"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lex Harding & Let's Go (So We Can Get Back)

Donderdag, 6 januari, 2022

Geschreven door: Ton van der Lee
Artikel door: Bertram Mourits

Nederlandse arrogantie en Amerikaanse bescheidenheid

[Recensie] Je moet even door de ouwe-jongens-krentenbroodtoon bijten, de belegen grappen over vrouwen van een clubje succesvolle mannen dat veel heeft bereikt en dus alles kan maken. En wie niet geïnteresseerd is in de planten of de kunstliefhebberij van Lex Harding moet ook flinke stukken doorbladeren. Toch is Lex Harding van Ton van der Lee de moeite waard. Niet alleen vanwege de ‘faits divers’ over Herman Brood, Mick Jagger, Tina Turner of Mariah Carey, en ook niet vanwege het succesverhaal van Radio Veronica, Sky Radio en Radio 538. Ton van der Lee laat Harding het verhaal zelf vertellen, en interviewde ook kompanen als Erik de Zwart, Tineke de Nooij en Adam Curry. Het resultaat is een stuk radiogeschiedenis, en zo maakt het boek de ambitieuze ondertitel – 50 jaar media en popcultuur – wel degelijk waar. Het levensverhaal van Harding loopt vrijwel parallel aan de Nederlandse ontdekking van de popmuziek. Hij hoorde Tutti Frutti toen het liedje nieuw was en hij was verkocht. Hij leerde The Beatles kennen en wilde die ontdekking delen met de hele wereld, om te beginnen met Boskoop, waar hij opgroeide. Hij had een neus voor hits, begreep het belang van livemuziek, en had een ragfijn instinct voor commercie. Beter dan de traditionele omroepen begreep hij de popcultuur en hij had een belangrijke rol in de verspreiding ervan. Hij heeft zijn arrogantie wel een beetje verdiend.

Een heel andere toon slaat Jeff Tweedy aan. Ook hij vertelt zijn verhaal zo losjes dat je het gevoel hebt dat hij tegenover je zit, maar hij benadrukt juist de hele tijd dat het nu ook weer niet zo bijzonder is, wat hij doet. Een tikje valse bescheidenheid met zo’n staat van dienst – en dat weet hij óók wel. In Let’s Go (So We Can Get Back) ziet hij zonder wrok en met veel humor om naar zijn jeugd, zijn eerste gitaren, het eerste bandje, en de voorzichtige successen die beginnen wanneer hij Jay Farrar tegenkomt. Farrar en Tweedy toveren hun coverbandje om in, maar hun samenwerking is even succesvol als moeizaam en Uncle Tupelo valt na vier albums uit elkaar, tot ontzetting van Tweedy. Het verslag van hoe hij zichzelf met Wilco opnieuw uitvindt, is misschien wel het mooiste deel van het boek. Ondanks zijn grote successen is Tweedy een gekwelde persoonlijkheid die pijnlijk eerlijk vertelt over zijn drugsgebruik, tot aan de keer dat hij pijnstillers ‘leende’ van zijn doodzieke schoonmoeder. Daarna werd hij opgenomen en begon zijn genezing, die het mogelijk maakte dat hij nu met zo nuchter over alles kan vertellen.

Eerder verschenen op Heaven

Foodlog