"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lijn van wee en wens

Dinsdag, 2 februari, 2021

Geschreven door: Caro Van Thuyne
Artikel door: Marnix Verplancke

Het pad van de rouwverwerking

De eerste zin

“Het had nog eens gevroren en alles was wit berijmd, het gras, de onderste takken van de struiken…”

Recensie

Na de dood van haar zwaar gehandicapte en aan het Warfarine-syndroom lijdende zusje Tully krijgt Mari het gevoel dat er een olifant in huis zit die haar met zijn gewicht versmacht en verplettert. Ze moet weg, en dus begint ze op een koude januaridag te wandelen. Ze volgt de loop van een rivier stroomafwaarts naar de zee, langs olifantenpaadjes, de kortere paadjes die we soms volgen doorheen het gras of het zand. Mari volgt haar eigen weg, die eveneens een psychologisch pad doorheen de rouw is, en dat terwijl haar man Felix in afwachting van haar terugkeer in het stukje bos dat ze gekocht hebben een huisje voor haar bouwt.

Boekenkrant

Caro Van Thuynes Lijn van wee en wens had een zeemzoete, sentimentele draak kunnen zijn. Alle ingrediënten waren aanwezig: een dood kind, een rouwende vrouw en een hulpeloze man die deze vrouw op meer dan een vlak van hem weg ziet wandelen. Maar dat is het dus helemaal niet. Deze roman is daarentegen een hartverscheurende ingehouden schreeuw, een worsteling met de olifant die pijn en verlies heet en een poging om het onzegbare te zeggen. Want wat heeft dan nog betekenis? Het is alsof ze in een poel staat, beschrijft Mari het, waarin het verleden uitmondt, maar ook de toekomst, en die stilletjes volloopt terwijl zij er niet uit kan.

Van Thuyne laat zich bij het schrijven leiden door wat ze gelezen heeft, zoals de boeken van Annie Dillard en vooral Richard Skelton die in het fragmentarische Landings over zijn eigen rouwproces schreef, en hoe hij troost vond in de natuur. Zo ook adopteert Mari een gewonde kauw die ze de naam Jakke geeft en die haar vergezelt op haar tocht langs het water. Hoe verder ze komt, hoe meer haar wereld en uiteindelijk ook haar taal uit elkaar vallen. Leestekens en hoofdletters verdwijnen, woorden verliezen letters en slokken elkaar op. ‘de enige taal is de taal die blijft openhangen als de monden en anussen van de gestorvenen,’ lezen we, ‘en uit de monden krijst de verschrikkelijke absolute stilte van dat niets wat niet voor te stellen is onmogelijk voor te stellen is en uit de anussen spuit de pijn batterijzuurpijn prikkeldraadpijn krijggeenluchtpijn’.

Drie vragen aan Caro Van Thuyne

In het boek merkt iemand op dat je door een kind te verliezen ofwel meer mens wordt, ofwel bitter. Zelf ging je ook door een rouwproces. Maakte het je meer mens?

Van Thuyne: “Ik hoorde Willem Vermandere dit zeggen in een radio-interview. Ik denk dat beide elkaar niet uitsluiten. En dat alles wat gezegd wordt over rouw wel voor iemand op een bepaald moment in zijn rouw geldt, net zoals alles wat gezegd wordt over liefde geldt voor iemand op een bepaald moment in zijn liefde. Er zijn evenveel vormen van rouw als er vormen van liefde zijn. Aanvankelijk wilde ik dat ook aantonen in mijn roman en ontmoette mijn protagoniste nog veel meer rouwende personages op haar tocht. Ik heb de meest treffende overgehouden als een soort onderstroom waar zij op dobbert.”

Naast een verslag over een rouwproces is het boek ook een pleidooi voor een niet-talig kennen en beleven. Zijn we dit een beetje verleerd?

Van Thuyne: “Taal is natuurlijk ons handigste communicatiemiddel. We leven in een maatschappij waarin wat niet uitgesproken wordt niet bestaat en wie het niet goed kan uitleggen niet wordt gehoord. Newspeak wordt klakkeloos overgenomen en niet gewantrouwd. Taal bepaalt natuurlijk niet alleen onze communicatie, maar ook ons denken. Zelf ben ik extreem gevoelig voor de wijze waarop dingen geformuleerd worden. Ik heb twintig jaar met doofblinde kinderen gewerkt. Dan leer je uiterst sensitief te zijn voor de kleinste non-verbale signalen en hoe ze te interpreteren om op die manier een communicatie te creëren die niet-talig is maar werkelijk prachtig.”

Laat de rouw zich temmen in de taal?

Van Thuyne: “In de rouw leer je pas echt hoe schrijnend ontoereikend taal is, en hoe koppig de drang van de schrijver om zijn ervaring toch in taal te gieten. Daar is al meesterlijke literatuur uit voortgekomen, P.F. Thoméses Schaduwkind bijvoorbeeld, Max Porters Grief is the Thing with Feathers en Helen Macdonalds H is for Hawk. Ik voel grote affiniteit met metaforen van vlees en bloed. Wat de havik is voor Macdonald en de kraai voor de vader en broertjes bij Porter, dat is de olifant voor mijn hoofdpersonage. En de taal die Porter zijn Crow laat spreken… wow! Hoe niet-talig je taal kunt maken en hoe talig het niet-talige, is voor de schrijver een onuitputtelijke bron van frustratie en uitdaging.”

Eerder verschenen op Knack

Boeken van deze Auteur: