"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Luchtgezichten

Dinsdag, 15 juni, 2010

Geschreven door: Gie Bogaert
Artikel door: Bob Hopman

Balancerend tussen effectiviteit en cliché

De roman Luchtgezichten bevat een verzameling eenvoudige thema’s. Er is om te beginnen een jeugdliefde, zo puur dat ze nooit over kan gaan. Een die tijdens de jonge volwassenheid éénmaal, zij het o zo onschuldig, wordt genuttigd en die ten slotte gedoemd is te mislukken. Er zijn een vrouw wier leven getekend wordt door een groot verlies en die zich vastklampt aan vergane glorie, en een man die geketend blijft aan die vrouw die zoveel verloren heeft. Allebei zijn ze blind. Zij letterlijk, hij omdat hij, van zijn jeugdliefde beroofd, schoonheid niet meer weet te zien of te waarderen. En dan, uiteraard, vinden de twee elkaar terug.

Vooral het thema van de eeuwige jeugdliefde, een van de meest beproefde thema’s uit de literatuurgeschiedenis, speelt een belangrijke rol. Zoals Nol Rieske zich in Vestdijks De koperen tuin levenslang gebonden zag aan de onbereikbare Trix Cuperus, of zoals Ferdinand Bardamu in Reis naar het einde van de nacht blijft terugverlangen naar zijn Molly, zo ziet in Luchtgezichten Lambert zich ongewild gebonden aan zijn ‘wintermeisje,’ waar hij ooit als kind mee speelde. ‘Ze heette Lana en ze werd mijn liefje.’ In zijn studententijd ontmoet hij haar nog eenmaal: ‘[i]n het lichtschijnsel van een hanglamp in het studentencafé dat ik af en toe bezocht, herkende ik in de jonge vrouw aan het tafeltje het meisje van negen van wie ik een kinderleven lang had gehouden.’ Slechts een zoentje deelt hij met haar voor ze weer uit zijn leven verdwijnt.

Lana en Lambert vertellen om de beurt passages van hun levensgeschiedenis, waarin zij beiden de nodige tragiek hebben meegemaakt. Lambert overheerst in de eerste hoofdstukken, waarin hij zijn liefde uitspreekt en enkele vrouwen inhoudsloos bemint. Hoewel beide levens op een eigen manier tragisch zijn, is Lamberts verhaal minder intrigerend dan dat van Lana. Zij trouwt, krijgt een kind en vergeet niet te leven. Ze geniet van eenvoudige dingen: van pianomuziek, van huilende zeehonden (‘“Zo moet verlies klinken”, zei ze. “Ongeveer”’), van blauwe wolkenluchten en vooral van het schilderen daarvan. Maar wanneer ze blind raakt door een aandoening aan haar netvliezen, kan ze niet meer vooruit met haar leven. Ze blijft zich vasthouden aan de tijd ‘voordat ik blind was’. Haar man, niet in staat met haar verlies om te gaan, verlaat haar.

Dertig jaar later is Lana op zoek naar een ‘voorlezer’. Niet omdat ze geen braille kan lezen, maar omdat het horen van stemmen haar geruststelt. Lambert neemt, zonder zich aan Lana kenbaar te maken, deze taak op zich. Het boek loopt ten einde op het moment dat de liefde tussen de blinde vrouw en haar voorlezer weer opbloeit en Lambert en Lana samen een lucht schilderen:

Nederlandse Natuurkundige Vereniging

‘“Ik heb een hand nodig,” zei ze.
Het duurde even voor ze me vond. Ze pakte mijn hand, legde die op de hare, en leidde me naar de ezel. Ze gaf me aanwijzingen, vertelde me wat ik met haar hand moest doen. […]
We maakten nauwelijks geluid. Af en toe hoorden we in de pauzes tussen de pianostukken alleen het glijden van de borstelharen. Rechts in de lucht brachten we willekeurige strepen aan in het kobaltblauw en mengden die met wat permanent roze en cadmiumrood.[…]
“Ik wil veel cumulus,” zei ze.’

Gie Bogaert (1958) weet met zijn Luchtgezichten een gevoel van nostalgie op te wekken. Daarin zitten tegelijk de kracht en de zwakte van het boek. De auteur weet met korte, droevige zinnen, een nét niet overdaad aan verdriet en een melancholie die nooit door humor of platvloersheid onderbroken wordt (wat mede toe te schrijven is aan het feit dat het boek erg kort is) een hoge mate van effectiviteit te bereiken. Het verlies, de droefenis en de tragiek zijn voelbaar.

Maar er zijn ook korte momenten in de novelle waar me het gevoel bekruipt dat ik overspoeld word met effectiviteit en beproefdheid in de thematiek. De vraag rijst: is hier niet iets te veel sprake van formulewerk? Als geoefend en kritisch lezer denk ik dat dit gedeeltelijk het geval is. De novelle is een soms wat teveel van het Hollywood-type, wat vanuit literair oogpunt een doodsteek genoemd mag worden. Dat neemt niet weg dat de formule werkt en dat het korte, sympathieke Luchtgezichten slaagt in wat het moet doen: emotie opwekken en hopelijk de lezer deelgenoot maken van de beschreven nostalgie.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: