"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Maar wij hadden het zo gehoopt

Zondag, 14 maart, 2021

Geschreven door: Dick Boer
Artikel door: Bert Altena

Dwars denken over de bijbel

[Recensie] Waar de christelijke traditie lange tijd het heil verwachtte in de hemel, zocht het socialisme de heilsstaat hier op aarde te realiseren. Tenminste één keer in de geschiedenis leek die utopie werkelijkheid te worden, vijf eeuwen voor onze jaartelling, toen rond Jeruzalem onder leiding van Ezra en Nehemia een modelsamenleving werd gevormd op basis van de sociale wetgeving van de Joodse Tora. Tenminste, deze mening is Ton Veerkamp, marxist en bijbels theoloog, toegedaan. Hij noemt het de Tora-republiek – “een van de geweldigste politieke experimenten in de geschiedenis van de mensheid” – een egalitaire samenleving zonder slavernij en economische uitbuiting, gebaseerd op autonomie en gelijkheid. Het is een voorbeeld van de eigenzinnige manier waarop Veerkamp de Bijbel leest. In Maar wij hadden zo gehoopt geeft Dick Boer, collega theoloog en vertrouwd met zijn denken, een beknopt overzicht van het werk van Veerkamp.

Ton Veerkamp (1933) groeide op in een katholiek arbeidersgezin, volgde zijn opleiding tot priester bij de Jezuïeten, maar trad als zovelen in de jaren zestig uit, koos voor de liefde en het leven. Hij ging in 1970 werken als studentenpredikant aan de Technische Universiteit in Berlijn en bleef sindsdien in Duitsland. Vele publicaties staan op zijn naam, al verwierf (noch ambieerde) hij nooit een academische carrière. Daarvoor is zijn werk ook te controversieel.

Veerkamp staat stevig in de traditie van de Christenen voor het Socialisme. Hij ontwikkelde, gestimuleerd door de illustere Frans Breukelman, een bijbels-joods maar vooral historisch-materialistische exegese. De Bijbel is voor hem een door en door politiek boek. De burgerlijke lezing van de Bijbel richt zich ten onrechte op het persoonlijke zielenheil en maakt van het christendom een individualistische verlossingsreligie. In de Bijbel gaat het juist om het grote verhaal van de sociale bevrijdingsbeweging, begonnen met de exodus van het slavenvolk uit de onderdrukking van Egypte, de gave van de Tora als grondwet voor een egalitaire samenleving en culminerend in de messiaanse inspiratie van Jezus om ‘deze wereld anders’ in te richten.

Veerkamp trekt met zijn historisch-materialistische exegese heel eigen lijnen door de Schriften. Het levert verrassende perspectieven op, bijvoorbeeld in zijn lezing van het evangelie van Johannes en in zijn uitleg van het boek Job. Het evangelie van Johannes leest hij diametraal anders dan de christelijke traditie. Volgens Veerkamp gaat het bij Johannes om het ‘weggaan’ van de messias, waarmee ieder (politiek) messianisme onder kritiek wordt gesteld. Bij Johannes ontbreekt de opstanding (?), er is geen enkele grond om te hopen. Wat ons rest is slechts de solidariteit in de gemeente en “niets dan volhouden, uithouden, vasthouden” (p. 99).

Boekenkrant

Bij zijn uitleg van Job benadrukt Veerkamp diens verzet. Anders dan de traditionele uitleg die Job aan het eind van het boek een ‘bekering’ door laat maken, waarin hij zich buigt voor de onbegrijpelijke almacht van God, is het volgens Veerkamp eerder zo dat God zich bekeert en Job in het gelijk wordt gesteld. Hij wordt in ere hersteld, ontvangt – heel israëlitisch – materiële zegen en – heel revolutionair – zonen en dochters worden “autonome bezitsters van grondeigendom” (p. 67).

Deze uitleggingen worden in zeer korte hoofdstukjes door Boer toegelicht. Weliswaar met de nodige citaten uit het werk van Veerkamp, maar helaas blijft het erg fragmentarisch. Maar misschien maakt dat des te nieuwsgieriger naar het origineel. De bibliografie achter in het boekje helpt dan verder.

Opmerkelijk is een tekst die Veerkamp schreef voor een theaterstuk waarin Paulus figureert op het derde congres van de communistische internationale (1921, kort na de Russische Revolutie) en geestdriftig meepraat met communistische leiders. Of dit stuk ooit is opgevoerd, wordt overigens niet vermeld.

Voor Veerkamp is het belangrijk vast te houden aan het Grote Verhaal van de bevrijding, tegen alle postmoderne kritiek op de grote verhalen in en de nederlaag van het reëel bestaande socialisme ten spijt. In die zin is een groot deel van Veerkamps werk ‘rouwverwerking’, zoals Boer duidelijk maakt. De titel, ontleend aan de teleurgestelde verzuchting van de twee Emmaüsgangers na Jezus’ dood, drukt dat uit.

Met dit boekje was ik even terug in de sfeer waarin ik, begin jaren tachtig, theologie studeerde en dit soort exegese en jargon in de studentenkringen waarin ik toen verkeerde populair was. Ik kreeg er haast heimwee van.
Maar in plaats van meewarigheid oproepen, kan dit boekje en het gedachtengoed van Veerkamp, hoe hoekig en uit-de-mode het ook lijkt, misschien wel de broodnodige wake-up call zijn, voor een ingedutte theologie en een op zichzelf teruggeplooide kerkelijke exegetische praktijk. Dat we maar blijven beseffen dat de Bijbel een dwars verhaal vertelt en dat een kerk die niet meer maatschappijkritisch is en het geloof in ‘deze wereld anders’ kwijt is geraakt, geen knip voor de neus waard is.

In Veerkamps woorden: “Zeker, het christendom was meestal een religieuze sanctionering van de heersende orde. Maar diep daarin steekt het Grote Verhaal dat de impuls was van het messianisme van de evangeliën en de apostolische geschriften. Want het boek van het Grote Verhaal dat de kerk aan iedere nieuwe generatie doorgeeft, was altijd machtiger dan alle kerkelijke disciplinering, alle religieuze vervalsingen en alle pogingen het Grote Verhaal van Israël te domesticeren” (p. 105).

Eerder verschenen op Bert Altena en NieuwWij