"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Maria Stuart

Woensdag, 24 juni, 2020

Geschreven door: Stefan Zweig
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Meeslepende biografie over de zielenroerselen van een renaissance vorst

[Recensie] De Oostenrijkse auteur Stefan Zweig (1881-1942) was een veelschrijver. Hij publiceerde essays, biografieën, gedichten, toneelstukken, een roman en een autobiografie. De lijst van Zweigs publicaties lijkt eindeloos. Geen jaar ging er voorbij of Zweig scheidde weer een of meerdere stukken en boeken af. Als zoon van welgestelde Joodse ouders had hij geen financiële zorgen en kon hij zich helemaal wijden aan de schrijverscarrière, die hij van jongs af aan ambieerde. Het liefst werd hij romancier, maar zijn enige roman publiceerde hij pas toen hij al een internationaal gevierd schrijver was van ver voorbij de vijftig jaar. In zijn beroemde autobiografie De wereld van gisteren vertelt hij over zijn onzekerheid:

“Nu was de weg vrij. Ik was bijna onbehoorlijk vroeg begonnen te publiceren en had toch nog de innerlijke overtuiging dat ik op mijn zesentwintigste nog niets van betekenis had gemaakt. Wat het mooiste geschenk van mijn jeugd was geweest, de omgang en vriendschap met de beste creatieve geesten van die tijd, werd wat mijn eigen productiviteit betreft vreemd genoeg een gevaarlijke remming. Ik had te goed geleerd wat echte kwaliteit was; dat maakte mij schuchter. Door die timiditeit beperkte alles wat ik tot dan toe behalve vertalingen had gepubliceerd zich in behoedzame economie tot het kleine formaat, zoals novellen en gedichten. Ik had nog lang niet de moed aan een roman te beginnen (dat zou nog bijna dertig jaar duren).

Erasmus

Als schrijver Zweig pakte alles aan wat op zijn weg kwam, hij werd gevraagd om theaterstukken te schrijven, om boeken te vertalen. Verschillende van de onderwerpen waar hij zich mee bezig hield kwamen volstrekt toevallig op zijn pad. Zweig had een zeer brede interesse, was een echte intellectueel van de oude stempel, uit een tijd waarin je specialiseren nog niet nodig was en een brede blik juist werd gewaardeerd. Zo publiceerde Zweig studies over de reformatie, over schrijvers uit de 19de eeuw en over beroemde koninginnen. Vaak liet hij zich leiden door de actualiteit. Dat hij in 1934 een studie maakt van het humanisme van Erasmus snap je in het licht van het opkomende nationalisme en nazisme. Dat hij een jaar later een biografie publiceert van een net geen tijdgenoot van Erasmus, de schotse koningin Maria Stuart ligt minder voor de hand. In De wereld van gisteren laat Zweig zich uit over waarom hij zich in Maria Stuart wilde verdiepen. Hij was net in Londen aangekomen, min of meer gevlucht uit Oostenrijk waar de nazi’s steeds meer van zich lieten horen. Zweig voelt zich op zijn gemak in Londen, hij corrigeert er de drukproeven van zijn boek over Erasmus. Tussen de regels door lees je hoe zeer hij zich met Erasmus verwant voelde. Zweig schrijft dat hij in zijn boek “probeerde een beeld te geven van de gedachtewereld van de humanist die, hoewel hij de zotheid van de tijd beter doorzag dan de professionele wereldverbeteraars, op tragische wijze toch niet in staat was haar een halt toe te roepen, ondanks zijn intelligentie.” Gold dat voor Zweig niet net zozeer?

Boekenkrant

Bij toeval ziet Zweig in het British Museum een handgeschreven verslag over de executie van Maria Stuart. “Onwillekeurig vroeg ik me af hoe dat nu eigenlijk zat met Maria Stuart. Was ze werkelijk betrokken geweest bij de moord op haar tweede man, of niet?” Omdat hij die avond niets te doen heeft, koopt Zweig een boek over Maria Stuart, en nog een en nog een. Een jaar later ligt er een vuistdikke biografie over de roemruchte koningin in de winkel.

Romantisch

Ik moet eerlijk bekennen dat ik vooral aan dit boek begon vanwege de auteur, die me sinds ik zijn autobiografie las, in zijn ban heeft. Het verhaal van Maria Stuart is al vaak verteld en gebruikt voor toneelstukken, romans, films en een paar jaar geleden nog als serie. En als het niet over Maria Stuart als hoofdpersoon gaat, dan heeft ze wel een belangrijke bijrol in toneelstukken, romans, films en series over haar nicht en tegenstreefster, de koningin van Engeland, Elisabeth I, die haar uiteindelijk tot de doodstraf liet veroordelen. Nee, zomaar een nieuwe studie over de Schotse koningin zou ik niet snel ter hand nemen. Deze biografie wilde ik vooral lezen omdat ik geïnteresseerd ben in Stefan Zweig. En ik moet zeggen dat het een fantastische aanvulling is op het werk van de Oostenrijkse schrijver dat ik al kende. Is de auteur in zijn essays, novelles en autobiografie beheerst, op het ingetogene af, in Maria Stuart zet hij daarentegen alle registers open. Zijn stijl is nu wervelend, beeldend, romantisch, bombastisch haast. Het is duidelijk dat hij is gevallen voor de Koningin, hier spreekt niet een stoffige historicus die zich strikt houdt aan de feiten. Nee, Zweig is een believer, die met zoveel passie en vuur de jonge prinses portretteert dat je niet anders kunt afvragen of de schrijver niet gewoon verliefd was op Maria Stuart.

Zweig roemt de prinses pagina na pagina. Ze is intelligent, spreekt al op jonge leeftijd een groot aantal talen, schrijft zelf gedichten, ze kan prachtig zingen en dansen, en mooi borduren, ze is vrolijk en geniet van het leven en bovenal, ze is wonderschoon:

“Zowel de Schotse kilt als in het zijden staatsiekleed ziet ze er met haar meisjesachtige bevalligheid even ongekunsteld uit. Maria Stuart is van nature met tact en gevoel voor schoonheid begiftigd […]. Ook op sportgebied staat ze nauwelijks in de schaduw van de behendigsten van dit ridderlijke hof. Ze is een onvermoeibare amazone, een hartstochtelijke jageres, een vaardige balspeelster, en haar hoog opgeschoten, ranke meisjeslichaam kent bij alle gratie geen uitputting of afmatting. Frank en vrij, zorgeloos en blij drinkt ze uit alle schalen van deze welige en romantische jeugd, zonder te vermoeden dat ze daarmee het zuiverste geluk van haar leven reeds onbewust verteert. In bijna geen andere gestalte heeft het vrouwenideaal van de Franse renaissance zo’n ridderlijk-romantisch verpersoonlijking gevonden als in dit vrolijke en vurige koningskind.”

Dauphin Frans II

Maria Stuart geboren in Schotland groeide op aan het Franse hof. Als ze zes dagen oud is sterft haar vader, koning Jacobus V van Schotland en wordt de jonge prinses koningin. De Schotse edelen zien een alliantie met Frankrijk meer zitten dan met Engeland en daarom wordt Maria op vijfjarige leeftijd naar het Franse hof gestuurd om zich te verloven met de driejarige kroonprins Frans II.

Op 24 april 1558 huwt Maria, dan zestien jaar oud, in de Notre-Dame van Parijs met de dauphin Frans II. Vanaf dan is ze ook koningin van Frankrijk. Zweig kan niet met zekerheid stellen of het echte liefde is geweest, het stel groeide samen op aan het hof en er zal vast en zeker sprake zijn geweest van genegenheid, zo suggereert hij. Maar of het jeugdige stel echt als man en vrouw hebben geleefd betwijfelt Zweig. Het geluk van het jonge paar is geen lang leven beschoren, de jonge koning die altijd al een zwak gestel had sterft aan een oorontsteking. Vanaf dat moment is Maria koningin van Frankrijk af, na 17 maanden om precies te zijn. Haar schoonmoeder grijpt weer de macht. Maria ziet zich geen toekomst in Frankrijk en gaat terug naar Schotland. Een paar jaar later wordt ze hals over kop verliefd op haar neef, de knappe en boomlange Henry Darnley, zoon van een schotse Lord. Ze trouwen en krijgen een zoon, Jacobus VI de latere koning van Engeland en Schotland. Ook hier is het geluk van korte duur. Als Darnley zich na verloop van tijd steeds meer als een botte boer gaat gedragen, realiseert de romantisch ingestelde Maria zich dat haar verliefdheid een gril was en beraadt ze zich op volgende stappen in haar leven. Ze besluit Darnley zoveel mogelijk te negeren, zij is immers de koningin. Hij pikt dit niet en dan komen intriges, samenzwering, moord, verraad en alles wat een koningsdrama compleet maakt in het leven van Maria Stuart. Het liefdevolle jonge meisje die aan het Franse hof opgroeide verandert razendsnel in een gewetenloze en machtsbeluste volwassen vrouw.

Wraak

Zweig neemt alle tijd om het politieke landschap van Schotland in die tijd te schetsen. Eigenlijk lag de macht bij de Schotse Lords, die “nu eens aanhangers, dan weer tegenstanders van Maria Stuart” waren en onophoudelijk met elkaar en tegen elkaar vochten.

Darnley zweert met een aantal Schotse Lords samen tegen zijn vrouw en laat haar meest geliefde raadsheer David Rizzio vermoorden. Zweig speculeert er heerlijk op los en vraagt zich af of hij niet de minnaar was van Maria en of dat een van de redenen is waarom Darnley hem laat ombrengen.

Maria zint op wraak. Ze vindt een nieuwe liefde in James Hepburn, Earl of Bothwell. Hij is een machtswellusteling eerste klas en ziet door een huwelijk met Maria kans om Koning van Schotland te worden. Maria interesseert hem helemaal niets, hij blijft andere vrouwen zien. Bothwell laat Darnley vermoorden, met medeweten van Maria volgens Zweig, Maria trouwt daarna met Bothwell. De Lords pikken het niet en Bothwell vlucht naar Denemarken waar hij gevangen wordt gezet. Maria is al haar gezag en macht kwijt en zoekt teneinde raad steun bij haar nicht en rivaal Elisabeth, die laat haar opsluiten en na 20 jaar gevangenschap onthoofden.

Werdegang

De rivaliteit tussen de koninginnen wordt door Zweig breed uitgemeten. Opvallend is dat Zweig vrij negatief is over de Engelse koningin. Vergeleken met de hartstochtelijke Maria is ze volgens hem koel, niet in staat tot liefde. Ze omringt zich door tientallen raadsheren die ze keer op keer maar raadpleegt. Ze durft in de ogen van Zweig nauwelijks iets te besluiten, eeuwig twijfelend. Zweig realiseert zich te weinig dat Elisabeth juist door voorzichtig te manoeuvreren ze zich zelf permanent wist te verzekeren van de steun van de Engelse edelen en hierdoor maakte ze van Engeland een wereldmacht. Kom daar maar eens om bij de eeuwig onderling vechtende Schotse lords. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Elisabeth de eerste echte moderne vorst was met een manier van regeren gebaseerd op samenwerken. Maria Stuart was nog een ouderwetse laat middeleeuwse vorst, die dacht dat een bevel nog een bevel was, maar keer op keer werd verraadden door haar eigen edelen. Ze was dan ook regelmatig de wanhoop nabij. Overigens laat Zweig zich erg laatdunkende uit over de capaciteiten van vrouwen om koningin of de leider van een land te zijn. “Want ondanks hun superieur formaat blijven deze beide vrouwen toch vrouwen,” schrijft Zweig. “Ze kunnen de zwakke kant van hun geslacht niet overwinnen en vijandschappen worden altijd slechts mesquin en achterbaks beslecht, in plaats van oprecht.” Zweig zou met dit soort onzin tegenwoordig natuurlijk niet meer wegkomen. Wij kennen gelukkig Merkel en Jacinda Ardern. Maar het tekent zijn tijd om een zeer succesvolle koningin als Elisabeth I die altijd probeerde om oorlog te vermijden, toch een zeer lovenswaardig streven, als zwak en besluiteloos te portretteren.

Na de affaire met Bothwell gaat het snel bergafwaarts met Maria Stuart. Zweig beschrijft de werdegang van de Koningin in alle kleuren en geuren, al het verdriet, de wanhoop, het besef dat de macht tanend is. Dat levert prachtige dramatische regels op. Over het huwelijk met Bothwell schrijft Zweig bijvoorbeeld:

“Want juist nu ze het doel heeft bereikt waarop ze zo blindelings met losse teugels is afgestormd, stort Maria Stuart psychisch in. Haar wildste wens is vervult: Bothwell te hebben en te houden. Ze heeft korstachtig en met brandende ogen naar dit uur van het huwelijk verlangd, in de waan dat zijn nabijheid en zijn liefde alle angst zou overwinnen. Maar nu, nu ze niet langer een doel heeft waarnaar ze koortsig kan staren, worden haar ogen helder. Ze kijkt om zich heen en ziet plotseling de leegte, het niets”.

Maria Stuart is zeer filmisch geschreven en zou zo kunnen dienen voor een script voor de zoveelste dramastuk over het leven van de koningin. Dat komt omdat Zweig zich niet heeft beperkt tot de feiten, nee, Zweig neemt je in dit boek mee naar de gevoelswereld van de Maria Stuart en daarover is natuurlijk historisch gezien, op wat brieven waarvan een aantal mogelijk vervalst en gedichten die Maria schreef, en verklaringen van gezanten na, weinig over bekend. Daarom zou je kunnen stellen dat Maria Stuart Zweigs eerste roman is. Misschien durfde de eeuwig twijfelde Zweig vermomd als historicus in deze biografie zijn ware talent als romancier pas voor het eerst te laten zien. Een paar jaar later zou hij zijn eerste en ook enige ‘echte’ roman publiceren, het wat sfeer en uitvoering betreft veel ingetogener Ungeduld des Herzen. De zwierige stijl uit Maria Stuart had hij toen al weer achter zich gelaten.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: