Is nieuws wel écht nieuws, of viert de mediacratie hoogtij?
[Recensie] Tijdens een missie tegen het terrorisme in, het fictieve land, Pantsjagan stuiten vijf jonge Nederlandse soldaten met hun pantservoertuig op een zware landmijn en vier jongens laten hierbij het leven. Sergeant Jeroen Weenink weet als een wonder te overleven. Na inspectie van het wrak van het voertuig wordt er echter heroïne gevonden.
Masser Brock is een 46-jarige vrijgezelle idealist, columnist bij De Nieuwe Tijd, gehecht aan zijn Provençaalse tempo, zijn vaste gewoonten en het schrijven van de zes verplichte columns per week. Hij is ook in Haarlem blijven wonen toen hij de overstap maakte naar de krant in Amsterdam. De chaos en drukte van de hoofdstad is niet iets wat hem trekt. Naarmate hij ouder wordt en langer in het vak zit, beginnen de twijfels en het cynisme over zijn werkzaamheden te komen. Soms lijkt Brock wat stug, maar het is typisch geval van ruwe bolster, blanke pit.
“Wat máák ik, vroeg hij zich dan af […] maar wat maakt een opiniemaker?
Meningen.
Niks, je kunt er niet eens je reet mee afvegen. Meningen maken nieuwe meningen.
Het is de pest.”
Wanneer Masser een lunchafspraak heeft met zijn oud-hoofdredacteur, Charles Schuurman Hess II, schuift oud-collega Bonna Glenewinkel ook aan. CSH vertelt hun over informatie die hij heeft gekregen van een spijtoptant die nog maar kort heeft te leven. Daaruit blijkt dat de Geheime Dienst een grote vinger in de journalistieke pap heeft.
Doofpot
De zus van Brock, Mia Kalman, ontpopt zich tot spindoctor van de minister president. Daar waar Masser de waarheid boven tafel wil proberen te krijgen, heeft Mia de opdracht gekregen om een toespraak te schrijven, waarin de vondst van de heroïne niet zal worden genoemd, waardoor de hele kwestie doofpot in zal moeten verdwijnen.
Wanneer de teraardebestelling van de gesneuvelden ter sprake komt oppert Mia dat de nabestaanden misschien prijs zouden stellen op en begrafenis in kleine kring. De premier echter wil een staatsbegrafenis voor de omgekomen soldaten en stelt: “Ik zal het met de koning opnemen, want die moet er ook bij, met de koningin. […] Misschien kunnen we nog een paar jongens uit het amusement optrommelen die daar zijn geweest om op te treden, misschien is er een beeld waarop je een van de dode gasten ziet met de een of andere smartlappenzanger. Stel je eens voor hoe dat erin hakt. En dan de hele boel live op tv – ik denk niet dat er één nabestaande is die dat niet schitterend zal vinden. En anders sturen we er een paar ambtenaren op af om die lui te overtuigen.”
Masser begint steeds meer moeite te krijgen met het feit dat er door de diverse disciplines een andere waarheid wordt gehanteerd en dat er zodoende stevig met nieuwsfeiten wordt gejongleerd. Hij beseft dat hij een ‘news addict’ is geworden en al jarenlang een slaaf van zijn eigen gedrevenheid om nieuws te zoeken en te verslaan. Wanneer zijn hoofdredacteur het werk wil neerleggen vraagt hij Masser om zijn taken over te nemen, maar deze heeft hier gemengde gevoelens over. Zijn zelfgekozen eenzaamheid speelt hem van tijd tot tijd ook parten en hij zoekt een ex-vriendin op. De wederzijdse, vriendschappelijke genegenheid tussen hen is niet verdwenen, maar of het verstandig is om de vonk weer over te laten slaan is nog maar de vraag.
De gelaagdheid van het verhaal wordt heel mooi uitgewerkt in de diverse verhaallijnen. De jeugd van Masser en Mia, de ontwikkeling van Jimi, de drieëntwintigjarige zoon van Mia, en het verhaal van de succesvolle carrière van zijn opa als horlogemaker. De rol van sergeant Jeroen Weeninck wordt gedurende het verhaal verder uitgebouwd. De draadjes komen aan het einde van het verhaal naadloos samen.
Over de auteur
Bert Wagendorp (1956) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde. Hij is buiten schrijver, ook essayist en columnist. Hij schrijft voor de Volkskrant en is mede-oprichter en hoofdredacteur van het literaire wielertijdschrift De Muur.
—
Eerder verschenen op Met de neus in de boeken