"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mathilde

Vrijdag, 19 juni, 2020

Geschreven door: Leïla Slimani
Artikel door: Ger Leppers

Een Française in Marokko

“Ze stapten van de kar en liepen naar een onooglijk wit gebouwtje, met een dak dat niet meer was dan een stuk golfplaat. Het was geen huis, maar een reeks schamele kamers achter elkaar, die vochtig, klein bemeten en donker waren. Door het enige raam, dat heel hoog zat om ongedierte buiten te houden, viel een sprankje licht naar binnen. Op de muren zag Mathilde grote, groene vochtplekken, als gevolg van de laatste regenbuien.”

[Recensie] Daar staat ze dan, op een dag in 1947: Mathilde, voor in de twintig, pas getrouwd met jonge, sterke Amine Belhaj, een van de Marokkaanse soldaten die drie jaar eerder haar dorpje in de buurt van Mulhouse in de Franse Elzas bevrijdden.

Het is één van de eerste scènes uit Mathilde, de nieuwe roman van de prominente schrijfster Leïla Slimani, in 1981 geboren te Rabat. In 2016 vestigde zij de aandacht op zich met haar roman Een zachte hand. Het is een psychologisch drama, het indringend vertelde verhaal van een ontredderde oppas die de aan haar toevertrouwde kinderen – uit een andere cultuur, uit een andere klasse – vermoordt. In haar volgende publicatie, Seks en leugens, bundelde Slimani openhartige interviews over de hypocrisie van de seksuele moraal in haar geboorteland.

Nu is de schrijfster teruggekeerd naar het romangenre. Mathilde moet het eerste deel worden van een trilogie die gebaseerd is op haar familiegeschiedenis.  Dat drieluik, Het land van de anderen, zal een tijdvak bestrijken dat reikt van de jaren veertig, toen Marokko nog een Frans protectoraat was, tot in de jaren zeventig, toen koning Hassan II het inmiddels onafhankelijke land met ijzeren vuist regeerde. Mathilde, de hoofdpersoon van dit eerste deel, is gebaseerd op de grootmoeder van de schrijfster.

Boekenkrant

Zij ontdekt op het Marokkaanse platteland, in een dorpje nabij het stadje Meknès, een rauwe en primitieve wereld, waaraan ze zich maar heeft aan te passen: “Zo gaat dat hier”, voegt echtgenoot Amine haar al op één van de eerste dagen toe, “met ijzige stem en zijn ogen strak gericht op de granito vloer”. “Dat zinnetje zou ze nog vaak horen”, luidt de omineuze opening van de volgende alinea. Het geestelijk klimaat en de strakke hiërarchische omgangsvormen waarin ze van de ene dag op de andere is beland ervaart de jonge Française als verstikkend. In haar afgelegen negorij wordt ze geconfronteerd met eenzaamheid, wantrouwen van alle kanten en een nijpend geldgebrek.

Op dat moment lijkt het boek een voorspelbare kant op te gaan: een litanie van armoede, onderdrukking van de vrouw, land dat weinig oplevert, ondergeschiktheid aan de schoonmoeder, hard werken, kinderen baren. Langzaamaan wordt de lezer echter gewaar dat Slimani niet het oogmerk heeft een pamflet te schrijven, maar dat haar boek een echte, gelaagde  roman is, waarin elk personage leeft in zijn eigen waarheid en daarvoor ook zijn redenen heeft.

Niet alleen Mathilde is een vreemde eend in de bijt. Ook Amine, die na jaren vanuit een vreemde cultuur in zijn land en tussen zijn eigen mensen terugkeert met een vrouw die overvallen wordt door alle ongeschreven wetten die in Marokko gelden, is door zijn huwelijk een buitenbeentjes geworden. Ze krijgen een dochter, Aïche, en een zoon, Selim, die het cement van hun huwelijk zullen vormen. 

Maar Slimani schildert de conflicten die het echtpaar verscheuren niet in grove zwart-wit-trekken. Doorgaans laat ze aan kleine dingetjes zien hoe en waar het schuurt: Mathilde mist de bescheiden vormen van luxe die een bestaan in westerse ogen kleur geven: nette kleren, bioscoopbezoek, een lekker geurtje. Maar de zwijgzame Amine, op zijn beurt, werkt keihard om zijn gezin van een bestaan en liefst ook een toekomst te verzekeren. Hij zou willen dat zijn vrouw, van wie hij op zijn helaas nogal stugge manier zielsveel houdt, zich meer naar de lokale zeden en gewoonten voegde. Niet, zo laat Slimani begrijpen, om haar te domineren, maar om het leven voor het gezin soepeler en makkelijker te maken. Tegelijk is hij echter ook trots op zijn moedige, mooie vrouw en op haar onafhankelijke geest. De schrijfster laat zien hoe de twee in de loop der jaren, soms nauwelijks merkbaar voor henzelf, hun zelfbeeld bijstellen terwijl ze zich opofferen voor hun kinderen en moeizaam tot bloei gebracht bedrijf.

Slimani toont ook hoe, onder het toenmalige koloniale bewind, de segregatie tussen kolonisten en gekoloniseerden de maatschappij tot in haar verste vezels doordringt. Dochter Aïcha, hoewel kind van een mohammedaan, wordt naar een katholieke school gestuurd, waar het onderwijs van hoger niveau is dan elders. Maar haar nuffige Franse klasgenootjes, opgevoed in de vanzelfsprekende weelde van de kolonisatoren, vernederen haar en boycotten bijvoorbeeld haar verjaardagsfeestje. De enigen met wie Mathilde en haar man een echte vriendschap kunnen sluiten zijn de voor de jodenvervolging gevluchte Hongaarse arts Dragan Palosi en zijn vrouw – buitenstaanders als zijzelf. Met hulp van Palosi bouwt Mathilde thuis een bescheiden medische praktijk op in het dorpje, en zet Amine de export op van zijn vruchten.

Maar tegen de achtergrond van deze bescheiden welvaart en het precair evenwicht van de gezinsrelaties pakken zich de wolken samen van de Marokkaanse onafhankelijkheidsstrijd. Amine’s broer Omar behoort tot het nationalistische kamp, en gaat niet opzij voor een aanslagje meer of minder. En in de laatste regels van het boek kiest ook Aïcha partij. Er komen zware tijden aan, het voortbestaan van alles wat Mathilde en Amine hebben opgebouwd wordt ongewis. Zou een maatschappij misschien niet minstens zoveel hebben aan individualistische buitenstaanders als Mathilde, Amine en de Palosi’s als aan strijdende belangengroepen?

De moeizame, maar in onze eerst gekoloniseerde en vervolgens gedekoloniseerde wereld onontkoombare relatie tussen mensen uit verschillende culturen is het grote thema uit Slimani’s oeuvre. De kracht van haar boeken ligt erin dat de schrijfster in een debat waarin de grote woorden en generalisaties je om de oren vliegen, de aandacht vestigt op nuances; want niet zelden bevatten nuances in een notendop de essentie van een probleem. Het is, zo laat dit boek zien, op het persoonlijke vlak, bovendien niet onverstandig je te realiseren dat iedereen een vat van tegenstrijdigheden is, en dat het maar beter is dat te aanvaarden en  ermee te leven.  

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: