"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Meester in de klas

Dinsdag, 12 juni, 2018

Geschreven door: Simone van Dijk
Artikel door: Onbekend

Persoonlijk leiderschap voor leerkrachten

Op papier kan het basisonderwijs elk kind bieden wat het nodig heeft, maar in de praktijk zijn scholen nog volop op zoek naar hoe ze passend onderwijs kunnen realiseren. Simone van Dijk schreef een hands-on managementboek voor leerkrachten: Meester in de klas. Een voorpublicatie.

Van Dijk, zelf leerkracht en trainer: “Ik werk samen met leerkrachten en teams aan het nemen van de regie over hun werk, in plaats van gebukt te gaan onder wat anderen van hen verwachten.  De meeste leerkrachten die ik ken voelen liefde voor hun leerlingen en willen goede leerkrachten zijn. Vaak zijn het doeners. Ze willen graag goede ideeën vertalen naar hun dagelijkse praktijk. Maar worstelen ze met die vertaalslag. Met dit boek help ik ze om nieuwe inzichten in de praktijk te brengen, op hun eigen manier.”

Over de auteur

Simone van Dijk (1967) studeerde af aan de Universiteit van Amsterdam als hispanist en docent Spaanse Taal- en Letterkunde. Daarna doorliep ze de Montessori-pabo en diverse opleidingen in coaching, communicatie, organisatieontwikkeling en leidinggeven.
Simone is jarenlang – eerst als leerkracht, later als leidinggevende en ontwikkelaar – verbonden geweest aan diverse scholen. Momenteel werkt ze onder andere als zelfstandig gevestigd coach, trainer, onderwijs- en organisatieadviseur en auteur.

Foodlog

De Leesclub van Alles publiceert het voorwoord en een deel van hoofdstuk 2 van Meester in de klas.

Voorwoord

Mijn eigen schooltijd speelde zich af in de jaren zeventig en tachtig: ik startte in 1971 op de kleuterschool, bij juffrouw Wil. Ze leek op koningin Juliana. In 1973 mocht ik naar ‘de grote school’ en kwam ik bij juffrouw Donders in de eerste klas. Aan juffrouw Donders was ik verknocht. Ik kan me haar gezicht niet meer voor de geest halen, maar herinner me wel het gevoel dat ze me gaf. Warm, veilig.

Het waren de jaren van rolvegers en oranje-bruin tapijt. Van weinig verkeer en veel buitenspelen. Van prachtige krijttekeningen voor de jarige op het schoolbord. En er werd door juffen en meesters nog gerookt in de klas. Ik was een slim, gevoelig meisje dat hield van lezen en dansen. Soms een heel vrolijk kind maar ook – onzichtbaar voor anderen – bezig met sores. In de klas verveelde ik me tijdens de lessen. Een van mijn drijfveren om later zelf het onderwijs in te gaan was om een leerkracht te worden die de kinderen echt zou zien en de verveling zou verjagen.

Er is sinds mijn kindertijd het een en ander veranderd in onze maatschappij. Het onderwijs is een stuk interactiever geworden, gelukkig. Met z’n allen gedragen we ons mondiger dan ooit. Omgangsvormen zijn vrijer maar ook lomper geworden en ons taalgebruik verruwt. De dokter, de politieagent en de leraar lijden aan tanend gezag. Veel meer dan vroeger zijn we opgeleid, hoger opgeleid. En we hebben het allemaal druk, druk, druk. Mede dankzij internet krijgen we enorm veel prikkels te verwerken. Kinderen die vroeger dromerig genoemd werden en graag alleen speelden, worden nu getest op stoornissen in het autistisch spectrum. En is het ADHD of reageert het kind op ongezonde voeding, weinig beweging, te veel aan een scherm geplakt zitten of structureel onvoldoende slaap? Soms werkt een diagnose als een bevrijding en geeft die duidelijke aanwijzingen hoe je een kind verder kunt helpen. Vaak echter gaat er aan de diagnose weinig diepgaand, systemisch onderzoek vooraf. De vraag ‘Wat heeft dit kind?’ brengt een kind niet verder. De vraag is niet compleet. Er moet nog een woord achter:

Wat heeft dit kind nodig?

De meeste leerkrachten die ik ken voelen liefde voor hun leerlingen en willen goede leerkrachten zijn. Vaak zijn het doeners. Ze willen liefst zo snel mogelijk de vertaalslag maken van nieuwe inzichten en goede ideeën naar hun dagelijkse praktijk. En de meeste leerkrachten die ik ken, worstelen met die vertaalslag. De praktijk is meestal net iets weerbarstiger dan in de theorie beschreven staat.

Je komt net van de pabo of je staat al jaren voor de klas. Dit zijn vragen die veel van je collega’s bezighouden:

  • Hoe hou ik mijn werk vol en hoe hou ik mijn werk leuk?
  • Als ik dan toch zo hard werk en lange dagen maak, wat is dan goed om te doen en heeft het meest positieve effect op mijn leerlingen?
  • Hoe ga ik om met de snel veranderende wereld om me heen, met veranderende normen en waarden, met mondige ouders en collega’s in appgroepen?
  • Hoe leer ik mijn leerlingen in deze gedigitaliseerde wereld om te gaan met continue prikkels en chaos? Hoe leer ik ze echt nieuws van nepnieuws te onderscheiden?
  • Hoe kan ik voldoen aan wat al mijn leerlingen nodig hebben?
  • Hoe vind ik mijn weg om te kunnen doen wat er van me gevraagd wordt, ook onder invloed van passend onderwijs, zonder doorlopend het gevoel te hebben dat ik tekortschiet?

Heb jij deze vragen ook? In dit boek reik ik je inzichten en handvatten aan waarmee je antwoorden kunt vinden op je vragen en (weer) meester in de klas kunt zijn. Deze zijn gebaseerd op verhalen uit scholen, ondersteunende inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, ervaringen uit de praktijk, gezond verstand en toegepaste adviezen. In het boek staan ook opdrachten die je alleen of samen met je collega’s kunt doen. Ik hoop je daarmee te kunnen verleiden om met het boek in de hand gesprekken uit te lokken in je school. Ik wil jou en je collega’s aansporen om in te zetten op wat energie geeft bij leerlingen en bij jullie zelf en je aanmoedigen om dingen te gaan proberen in plaats van er alleen maar over te dromen of te praten.

Simone van Dijk, april 2018

Hoofdstuk 2 – Jouw invloed als leerkracht

Als leerkracht ben je zelf je belangrijkste instrumentarium. Hoe bepaal je eigenlijk hoe je een leerling begeleidt en wat een leerling ‘nodig heeft’ om zich optimaal te ontwikkelen? Welke problemen ervaar jij en voor wie is dat probleem eigenlijk een probleem?

Wees bedacht op je eigen projecties. Iedereen wordt gevormd onder invloed van zijn omgeving en ervaringen. Hierdoor creëer je opvattingen, overtuigingen en aannames die je sturen in je denken en handelen en je werk als leerkracht beïnvloeden. Dat verklaart waarom de ene leerkracht meer of andere problemen ervaart dan de andere leerkracht.

Vijf moeilijke jongens

Meester Khalil heeft een ‘echt moeilijke’ groep, zoals hij het zelf omschrijft. Khalil is een stevige persoonlijkheid, hij geeft me een ferme hand en spreekt met een luide stem. Hij is al jaren werkzaam in het onderwijs en vertelt hoe hij ervaart dat het gedrag van de leerlingen elk jaar slechter wordt. Hij vertelt me hoe vijf jongens in de groep de sfeer negatief bepalen. Opvallend is dat wanneer ik Khalil ruimte bied om zijn ergernis te ventileren, hij veel meer vertelt dan alleen over zijn groep. Khalil is boos op de maatschappij en het tijdsgewricht waarin we leven. Waar zijn de normen en waarden gebleven, vraagt hij zich hardop af.

In de klas staat Khalil ‘s sochtends bij de deur en begroet elk kind met een hand. Zonder dat ik de namen weet, haal ik er feilloos uit wie de vijf jongens zijn over wie Khalil me vertelde. Ik zie het niet aan de jongens, ik zie het aan de verandering in houding, stem en mimiek van Khalil. Khalil reageert gespannen op de jongens. Hij begroet bijna alle kinderen met een glimlach, maar vijf jongens begroet hij met een strak gezicht. Hij spreekt ze in datzelfde begroetingsmoment enigszins bozig aan over de meegebrachte flesjes water en noemt wat ze er allemaal niet mee mogen doen in de klas. Hij brengt ze nog net niet op stoute ideeën.

Khalil en ik gaan met de klas samen regels bespreken en afspraken maken. Khalil heeft zich voorbereid en nagedacht over welke regels hij echt belangrijk vindt en heeft een paar plaatjes op het digibord geprojecteerd. Ik merk dat het voor Khalil nieuw is om met de leerlingen te praten, om hen vragen te stellen en te luisteren naar hun antwoorden. Khalil is iemand die vooral zendt. Ik zie dat hij steeds dezelfde leerlingen aan het woord laat en dat dit geen enkele keer één van de vijf jongens is. Hij kijkt die vijf jongens nauwelijks aan.

Khalil praat zo lang dat de groep begint af te haken. Ik stap – met toestemming van Khalil – in en stel de groep een vraag: “Bij welke afspraak die je net gemaakt hebt met elkaar, denk je dat het weleens heel lastig kan worden om je eraan te houden?” Dat levert verrassende antwoorden op. Steeds meer kinderen geven antwoord. Ook de jongens die Khalil als storend heeft omschreven. Khalil zit met een verwonderde uitdrukking op zijn gezicht naar zijn leerlingen te kijken en te luisteren.

Ik vraag de leerlingen waarom afspraken eigenlijk nodig zijn. Wat zou er gebeuren als we geen afspraken maken? Met de leerlingen samen bedenken we hulpmiddelen hoe we elkaar kunnen helpen ons aan afspraken te houden. De één vindt het moeilijk tijdens de pauze aan tafel te blijven zitten met zijn boterham. De ander vindt het moeilijk om niet door anderen heen te praten en goed naar de meester te luisteren. Weer een ander komt eigenlijk bijna altijd te laat en hoe gaat hij nou op tijd komen, mét zijn gymtas ook nog. We spreken af dat we na twee weken eens met elkaar gaan kijken in hoeverre het goed lukt allemaal. Want de afspraken op een poster schrijven is nog geen garantie dat we ons eraan kunnen houden: dát moeten we oefenen!

Khalil en ik hebben de gelegenheid na schooltijd een uurtje na te praten. Van mijn observatie hoe hij de kinderen ‘s ochtends begroet en hoe hij vijf leerlingen negeert tijdens de les, schrikt hij. Hij denkt na en vertelt dan waarom hij de vijf jongens geen vragen stelt tijdens de les: “Ik ga er zo vanuit dat ze de groep verstoren dat ik ze daarom niets vraag.” Over de ervaring om in gesprek met de leerlingen afspraken te maken glundert hij. Hij heeft gezien hoe de leerlingen zich er actief bij lieten betrekken en hoe leerlingen zich wilden verbinden aan de afspraken. Khalil en ik gaan de komende periode samen aan de slag om het leergedrag in de groep te verbeteren. Khalil gaat beginnen met het doen van aanpassingen in zijn benadering van de leerlingen.

Sommige leerlingen weten snel hoe ‘het hoort’ en kunnen zich ‘gedragen’. Anderen niet omdat ze bijvoorbeeld thuis ondersteunend voorbeeldgedrag missen. Het helpt wanneer je gewenst leergedrag vertaalt naar een aantal concrete vaardigheden die je ‘mag’ leren. Daar horen oefening en fouten maken bij.