"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Melancholie II

Vrijdag, 19 juni, 2020

Geschreven door: Jon Fosse
Artikel door: Elisabeth Francet

Kruispunt van kruiswegen

[Recensie] Vroeg in de herfst van 1902 loopt Oline met de vis die ze beneden bij de zee kocht de helling op, naar haar mooie witte huisje met de rood geschilderde deur. Oline loopt met een stok. Ze is oud, krom en vergeetachtig. Intussen heeft ze zoveel kleinkinderen dat ze de tel kwijt is en de namen door elkaar haalt. Ze loopt langs het huis van haar broer in Stavanger. ‘Oline!’ roept schoonzus Signe. Sivert wil haar spreken. Het gaat niet goed met hem. Haar andere broer Lars ligt nog maar net onder de grond. Is het nu al Siverts beurt? Straks, zegt Oline. Eerst zal ze stapje voor stapje de heuvel opgaan, zich de dingen proberen te herinneren. Niet alleen Olines geheugen loopt leeg. Ze moet alweer dringend naar het secreet.

De Noorse woordkunstenaar Jon Fosse wijdde in de jaren 1990 een tweeluik – nu integraal in Nederlandse vertaling beschikbaar – aan de negentiende-eeuwse monomane landschapsschilder Lars Hertervig. Melancholie I speelt zich grotendeels af in het hoofd van de schizofrene Hertervig. In het tweede luik stappen we in de geest van Oline, zijn dementerende, incontinente (en fictieve) jongere zus. Andermaal schept Fosse met een minimalistisch instrumentarium – een handvol woorden, ritmisch herhaald, enkele toetsen licht en schaduw, nauwelijks beweging of geluid – een sober en meditatief stilleven. Langzaam, langzaam worden de contouren van de personages zichtbaar. Niettemin zit je al na enkele zinnen aan hen vastgeklonken, niet op hun huid maar diep in hun poriën.

Plichtsbewustzijn verankerde Oline in haar aardse bestaan. Lars daarentegen, steeds op de vlucht, raakte verstrikt in zijn hang naar het etherische en in zijn obsessies. Op het laatst zat hij alleen nog maar wat te kladderen. Hij had een groot kunstschilder kunnen worden. Het enige wat Oline van Lars bezit, is een waardeloos werkje dat tegen de binnendeur van het secreet hangt en waarschijnlijk een paard met ruiter voorstelt. Lars was toen al ver heen.

Nu moet ze volhouden. Oline loopt – met nu en dan een stilstand want haar voeten doen zeer – en herinnert zich allengs minder. Vragen doorkruisen haar geest. Haar gedachten bungelen aan elkaar zoals de twee vissen aan het snoer. Fosse puurt dat eenvoudige beeld van Oline uit: steunend op haar stok de helling op lopend met een geheugen dat aan flarden hangt. Hij dwingt je om traag te lezen, zo traag als Oline sjokt, nu en dan tot stilstand komend en achterom kijkend naar een recent, ver of nog verder verleden, naar haar op sterven liggende broer of naar die andere broer die al onder de grond ligt, naar hun kindertijd op BorgØya. Vroeger en nu lopen door elkaar en samen met Oline de helling op.

Kookboeken Nieuws

De ouders van Lars en Oline waren quakers. Geen van hun kinderen was gedoopt en op het eiland werden ze gediscrimineerd. Ze overwogen te verhuizen. Steen per steen zou vader het huis afbreken en in Stavanger weer opbouwen. De schuwe Lars, zijn ogen ‘duister als zwarte steen’, kon zomaar beginnen te huilen wanneer hij over het eiland zwierf. Soms bleef hij uren weg. Dan tekende hij zwarte wolken op drijfhout. Oline maakte zich zorgen om haar broer, maar ze moest de ladder vasthouden voor haar vader die schrijlings op het dak zat en kon hem niet achterna.

Vaak ging Lars als een baarlijke duivel tekeer, tierend dat andere schilders geen verstand hadden van kunst. Als hij hout kapte, doorkliefde hij hen een voor een. Ook Sivert was een aparte: koppig en star, net als Lars. Beide broers waren trots op hun baard en dol op hun pijp.

Daar staat Oline, de stok in de ene, de vis in de andere hand. Ze strompelt, gebogen over haar stok, nog een stukje de helling op, met haar zere voeten, naar haar mooie huisje. Ze moet het secreet zien te halen en naar Lars’ schilderij op de deur kijken alvorens weer af te dalen, want Sivert ligt op sterven en wil haar spreken. Lars, die zo goed kon schilderen en trots door de straten van Stavanger liep, wilde haar niet spreken. Ze zag hem wegrennen naar de zee.

Oline holt al haar leven lang heen en weer. Tussen ladder en zee, brug en afgrond, het aardse en het hemelse. Terwijl ze op de po zit, denkt ze aan Sivert op zijn sterfbed en probeert ze haar oog op de vis te houden. Oline is een tragische figuur, net als Lars. Ze komt altijd te laat. Lars ging ten onder, zij haalt het secreet niet op tijd, de vis wordt opgepeuzeld door de kat en Sivert zal straks zonder haar zijn laatste adem uitblazen. Haar bekommernissen lijken klein en des levens, maar zijn net zo immens als de helling waar ze telkens weer tegenop hompelt.

Lars en Oline krijg je onmogelijk nog afgeschud. Het kruispunt van hun beider kruiswegen, complementair als licht en schaduw, is het kloppend hart van dit harmonieuze tweeluik. Eerst zie je het niet. Fosse lijkt wat te kladderen. Je leest, herleest variaties op hetzelfde, raakt in een soort droomtoestand. En plots – je weet niet wat je overkomt – ben je betoverd. Niemand doet dat Fosse na, hoewel het eenvoudig lijkt. In de herhaling van woorden en zinnen zit geen systeem; je weet niet hoe de lijnen zullen lopen. Zoals bij alle grote kunst liggen de schoonheid en de magie niet alleen in het talent van de maker, ook in de ogen van de ontvanger. De lezer – bij Fosse een essentieel medium – schept mee, louter door te kijken, te luisteren, te herhalen.

Eerder verschenen op Geendagzonderboek

Boeken van deze Auteur:

Een schitterend wit

Een nieuwe naam

Ik is een ander

Melancholie II

Melancholie I

De andere naam