"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Meneer Kortom kijkt uit het raam

Dinsdag, 15 december, 2020

Geschreven door: Nicolaas Matsier
Artikel door: Cyril Lansink

Lof der alledaagsheid

[Recensie] Literatuur gaat over de essentiële zaken van het leven, het liefst met hoofdletter geschreven. Over de Liefde en de Dood. Over Goed en kwaad, Trouw en Verraad. Over Verlangen en Verzoening, Vrijheid en Noodlot. Het dagelijkse leven heeft doorgaans echter maar weinig op met deze grote woorden. Het voltrekt zich in het gewone, het banale en vanzelfsprekende, dat wat je vaak nauwelijks meer opmerkt. Het hobbelt voort van kleine zorgen naar leuke pleziertjes en van een onenigheidje zus naar een vriendelijk woordje zo. Het wordt geschreven met de kleine bijna onleesbare letters van een boodschappenlijstje.

We lezen literatuur om ons ervoor te waken niet geheel op te gaan in het dagelijkse gedoe, om in de eindeloze opeenvolging van kleine dingen waaruit het leven bestaat niet het wezenlijke te vergeten dat erin verscholen gaat.

Hoe in dit perspectief Meneer Kortom kijkt uit het raam van Nicolaas Matsier te waarderen? In dit boekje laat de schrijver ons in vierentwintig miniatuurtjes kennismaken met zijn alter-ego, meneer Kortom, die, zoals de titel al doet vermoeden, uitblinkt in dagelijksheid. Meneer Kortom zit in bad, staat voor de scheerspiegel, is bij de dierenarts met zijn zieke kat. Hij betreurt het dat hij niet kan schaatsen en hij heeft soms last van slapeloosheid. Hij ergert zich wel eens en voelt mee met een verliezende Krajicek op Wimbledon: “Zijn verslagenheid is misschien wel even groot als die van zijn landgenoot.” Kortom, hij lijkt nogal op een gewoon mens met zijn gewone bezigheden en reacties. Een beetje op ons zogezegd.

Men kan zich erover opwinden dat een goede literator als Matsier al dit gewone te boek stelt, zoals Jeroen Vullings deed in een paginagrote (!) recensie in Vrij Nederland. Literatuur moet immers meer zijn dan het uitmelken van de alledaagse lulligheid, zelfs al behoort die toe aan een schrijver. Maar zo’n reactie is zwaar overtrokken, want miskent de ironische toon waarmee de ‘avonturen’ van antiheld Meneer Kortom worden beschreven. Matsier hanteert een liefdevol maar tegelijkertijd afstandelijk (derde-persoons)perspectief voor ogenschijnlijk triviale gebeurtenissen, handelingen en zorgen. Hij maakt ze daardoor niet belangrijker dan ze zijn, maar hij gaat er ook niet achteloos aan voorbij. Het alledaagse blijft het alledaagse maar wordt in en door de taal toch even boven zichzelf uitgetild.

Boekenkrant

We worden bijvoorbeeld deelgenoot gemaakt van meneer Kortoms worsteling om te wennen aan zijn nieuwe bril. Hij moet over op dubbelfocus. Voorwaar een hele verandering. “Er was wel degelijk een soort strijd ontbrand tussen bril en drager. De bril trad daarbij op als dompteur; meneer Kortoms hoofd als het te temmen dier.” Maar het is een strijd die met enige spot wordt gadegeslagen door de schrijver. Spot die vanwege de nabijheid van schrijver en personage ook een vorm van zelfspot is: “Verdraag het maar, mijn hart, gij hebt ook erger al verdragen, zo hield meneer Kortom zichzelf de wijze woorden van de grote Odysseus voor.” Als meneer Kortom ergens niet op lijkt dan is het wel Odysseus.

Meneer Kortom kijkt uit het raam is een vermakelijk boekje waarin op zorgvuldige en niet zelden hilarische wijze een ode gebracht wordt aan het dagelijkse leven. Ook daarin blijkt nog van alles schuil te gaan waarover je je kunt verbazen. En je hoeft er alleen maar voor uit het raam naar buiten te kijken, daar waar vliegende boerenzwaluwen hun kunsten vertonen: “Waarbij het hem elke avond weer als een wonder voorkomt dat hun zwenkingen zich precies buiten zijn uitzicht voltrekken: aan weerszijden van het kozijn, vlak ernaast, alsof ze willens en wetens een voorstelling gaven.”

Eerder verschenen in Intermediair