"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Messentrekkers

Dinsdag, 15 december, 2020

Geschreven door: Karel de Sadeleer
Artikel door: Marnix Verplancke

Een van de beste debuten van het jaar

De eerste zin

Lang voor Mahmoed Abbas me met een mes te lijf ging had ik hem vaak zien voorbijrijden op zijn paarse damesfiets.

Recensie

Ja, het is wel degelijk dié Mahmoed Abbas die in Karel De Sadeleers debuutroman Messentrekkers de Gentse straten onveilig maakt op zijn paarse damesfiets, de president van de Palestijnse Autoriteit. Vanop het terras van het lokale café ziet de Zwitsers-Palestijnse verteller Ali Mahmoed zowat dagelijks voorbijkomen, waarbij hij de ene keer een meisje ondersteboven rijdt, om niet veel later zelf dit lot te ondergaan, het slachtoffer van een Turk op een elektrische fiets die nochtans de hele tijd ‘Prrrrr’ zei om andere weggebruikers te waarschuwen voor zijn geluidloze vervoermiddel. Ali houdt van meisjes en fantaseert onophoudelijk over hun spleetje, over de ‘vijf megaton zwarte krullen’ in het slipje van het jonge ding dat in de groentenafdeling witlof staat te bepotelen net zo goed als over het ‘met gietijzeren krulletjes versierde en met gepolijst berkenhout ingelegde paarlendoosje’ van een aan de Wiener Sezession verslingerde Vlaamse studente. Hij fantaseert er niet alleen over, hij doet ons er ook in geuren en kleuren kond van, net zoals van zijn zoektocht naar de reden waarom zijn vader, toen deze in Genève het graf van Jorge Borges aan het graven was, verwond werd met een scheermes. ‘Wees niet bevreesd’, wou de naar Zwitserland uitgeweken Argentijnse auteur op zijn grafsteen, maar is dat wel zo makkelijk?

Dans Magazine

De Sadeleer schrijft als een Hamas-strijder die omsingeld is door twintig leden van de Mossad en zich een weg naar buiten moet zien te vechten. In lange bezwerende zinnen propvol ongewone en verrassende beelden laat hij je achterover slaan van verwondering, waarna je even later weer opveert van het lachen. Grandioos is bijvoorbeeld de scène waarin Ali betrapt wordt bij het scheren van het moesje van een meisje. Haar vriendje kan daar niet mee lachen, waarna hij overgaat tot een geleidelijk aan steeds gruwelijker wordende marteling van de Zwitserse Palestijn. Wat volgt is een tien pagina’s lange, volstrekt onnavolgbare stream of consciousness die eindigt in een pool of unconsciousness, waarna Ali’s maat hem van de straat raapt en nuchter opmerkt dat het menselijk lichaam toch een verbijsterend elastisch ding is. Misschien net iets te lang om een meesterwerk genoemd te kunnen worden, is Messentrekkers zonder enige twijfel een van de beste debuten van het jaar.

Drie vragen aan Karel De Sadeleer

Waarom heb je van je hoofdpersonage een Zwitserse Palestijn gemaakt?

De Sadeleer: “Een Palestijn omdat Palestina een bijna mythische status heeft binnen de wereldpolitiek. De voorbije 120 jaar is het niet alleen voor het Midden-Oosten bepalend geweest, maar voor de hele wereldpolitiek. Een Zwitser omdat het een geweldige spreidstand oplevert. Kun je je een meer ingedommeld land voorstellen dan Zwitserland? De combinatie van beide leek me vruchtbaar om een boeiende onderstroom te creëren onder het verhaal. Een analyse maken van wat er de voorbije vijftig jaar in Palestina is gebeurd was dus zeker niet mijn bedoeling.”

Wat was dan wel je bedoeling?

De Sadeleer: “Je bent niet de eerste die dat vraagt, en ik geef telkens een ander antwoord. Stel dat een wiskundige me dit zou vragen, dan zou ik antwoorden dat ik een wiskundige wou tonen die de ultieme vergelijking vindt en er dan maar mee ophoudt. Voor mezelf is het boek een spel met mijn eigen leesgeschiedenis. Ik wou een verhaal schrijven dat op zichzelf organisch kon groeien. Er was geen plan of basisidee. Je zou Messentrekkers kunnen zien als de weerslag van mijn verhouding met de Jiddische literatuur, die een extreem volkse vertelliteratuur is, heel eenvoudig en makkelijk te lezen. Maar tegelijkertijd vormt ze een analyse van een millennia-oude sociale structuur. En dat gaat breed, van I.L. Peretz en Mendele Mojcher Sforim over Isaak Babel tot Saul Bellow en Bernard Malamud.”

En Borges? Want die komt toch prominent voor in je boek, zowel met zijn graf als met zijn verhalen.

De Sadeleer: “In eerste instantie ging het mij minder om de schrijver dan wel om de boodschap die op zijn grafsteen staat: “Wees niet bevreesd”. Waar die boodschap vandaan komt, weet ik niet, en dus wou ik ermee aan de slag gaan. Waarvoor zouden mensen allemaal bevreesd moeten zijn? Borges vind ik overigens interessant omdat hij vaak speelt met dubbele bodems en spiegels. Vooral die laatste zijn interessant. Zijn verhalen zijn vaak geënt op historische feiten. In het verhaal ‘Het einde’ komt bijvoorbeeld Martin Fierro voor, die in realiteit een Argentijnse vrijheidsstrijder was, alleen bouwde Borges een fictionele wereld op rond hem. Ergens is dat voor een schrijver gemakkelijk, omdat hij een aantal dingen dan niet meer moet verzinnen. Zo is de figuur van Ali gebaseerd op een Zwitserse Algerijn die ik ken, en kon ik Mahmoed Abbas probleemloos op zijn paarse fiets door Gent laten rijden.”

Eerder verschenen op Knack