"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Met of zonder?

Zondag, 7 maart, 2021

Geschreven door: Martien E. Brinkman
Artikel door: Piet Halma

Over de betekenis van religie op privé en publiek terrein

[Recensie] Hoe gaat Europa er na de corona-epidemie uitzien? Emeritus-hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit Martien E. Brinkman (1950) ziet nieuwe kansen voor een samenleving die zich weer wil laten inspireren door een waarden gedreven samenleving. In zijn boek Met of zonder? Over de betekenis van religie op privé en publiek terrein ziet hij nieuwe ruimte voor levensbeschouwing.

Door al het gesleep van goederen en het gereis over de aardbol is ons leven kwetsbaar geworden, constateert Brinkman. Wat gisteren op het ene werelddeel gebeurde kan vandaag ook op het andere plaatsvinden. Volksgezondheid valt niet meer nationaal te regelen; het is meer dan ooit een internationaal thema.

Deze kwetsbaarheid confronteert ons met vragen die nu actueel zijn geworden. Hoeveel mag de zorg voor ouderen ons kosten? Gaat ziekenhuiszorg boven verpleeghuiszorg en gaan eigen mensen (eigen volk) altijd voor?

Voor Brinkman hebben dit soort vragen niet alleen een ethische, maar ook een religieuze dimensie. Onze kijk op het leven, onze levensbeschouwing speelt hierbij een rol. Die dimensie ziet Brinkman nog vrijwel uitsluitend naar voren gebracht vanuit orthodoxchristelijke zijde. Maar van een gesprek over een meer open cultuur verneemt hij weinig. Brinkman hekelt in dit verband het zwakke geluid van het CDA als het gaat om de levensbeschouwelijke kant van de milieuwetgeving, de zorg, het onderwijs en de inrichting van onze economie.

Boekenkrant

De titel Met of zonder? ontleent Brinkman aan de plaatselijke patatboer uit zijn Groningse jeugdjaren. Voor hem mocht het patat zonder een vette klodder zijn. Maar op de vraag of het in onze cultuur zonder God kan antwoordt hij voluit met een mét.

Brinkman voert net als in zijn andere boeken (onder andere Grote woorden) graag dichters en literaire boekenschrijvers op.  Hij trekt zich aan hen op als het gaat om het zoeken naar en vinden van nieuwe woorden die het huidige levensgevoel onder woorden brengen en mogelijkheden bieden het eigen godsgeloof bij de tijd te brengen. In dit boek gaat hij vooral in op het werk van de schrijver Oek de Jong, die in Zwarte schuur of zoek gaat naar verzoening en hoe kruisbeelden uit de schilderkunst hem inspireren los te komen van zijn verleden. Alleen al zijn exegese van De Jongs boek (Deels eerder ook verschenen in Het Goede Leven) zou de aanschaf van dit boek de moeite waard maken. De sterke relatie tussen religie en mensbeeld onderzoekt Brinkman ook bij de dichter Rutger Kopland, gedichten die neigen naar het mystieke. Goede poëzie stelt ons verstand op de proef en openen een perspectief waarin onze eigen opvattingen niet meer gelden, zo citeert hij de dichter zelf. Ook bij andere kunstenaars ziet Brinkman soms een verfrissende vrijheid om weer onbeschroomd motieven uit de religieuze traditie op te nemen.

Wat het allemaal betekent voor de Godsvraag van de moderne mens, die niet meer hoeft af te rekenen met een God als alleskunner en allesweter? Het serieus nemen van literatuur en poëzie kan daarbij zeker behulpzaam zijn.

Het intermezzo van literatuur en poëzie heeft Brinkman nodig om meer aandacht te vragen voor levensbeschouwing in wat hij noemt de publieke ruimte. Hij stoort zich aan het gebrek aan de inbreng van religieuze tradities bij grote herdenkingen zoals bij de MH17. Ook heeft hij moeite gekregen met toespraken bij begrafenissen die niet veel verder gaan dan persoonlijk herinneringen van de achtergebleven kinderen, zonder de religieuze en maatschappelijke betekenis van de overleden persoon te benoemen, laat staan in de muziekkeuze door te laten klinken. Zogenaamde neutrale organisaties bestaan volgens Brinkman niet. Hij wijst bijvoorbeeld op een organisatie als De Hoop, die niet neutraal is, maar door hun waarden gedreven aanpak succes hebben. Ze bieden niet alleen een effectief afkickprogramma, maar ook een levensperspectief en een opvanggemeenschap.

De kerk gedraagt zich volgens Brinkman nog teveel als kefhondje (bijvoorbeeld met betrekking tot de vluchtelingenopvang en het armoedevraagstuk) waar weinig politici wakker van liggen. Alhoewel de speelruimte niet zo vreselijk groot is ziet hij nog steeds een toekomst voor de kerk. Hij ziet nieuwe mogelijkheden om in te spelen op wat er zich in de cultuur en de samenleving afspeelt. Bijvoorbeeld de kerk als plaats van bezinning en beleving, als plaats waar hoogte- en dieptepunten van het leven worden gedeeld, als katalysator van naastenliefde en als plaats van godsontmoeting. “Het kon slechter”, zo citeert hij uit zijn Groningse achtergrond.

Dit essayistisch geschreven boek van Brinkman laat je weer met andere ogen kijken naar wat kunstenaars je willen zeggen én om niet bij de pakken neer te zitten als het gaat om zoeken naar nieuwe waarden gedreven uitingen, ook in de politiek, die ons ook na de coronatijd kunnen inspireren.

Eerder verschenen in het Friesch Dagblad