"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Montagne Russe

Maandag, 7 april, 2008

Geschreven door: Pieter Waterdrinker
Artikel door: Nico Voskamp

De mens is zijn medemens een Knorretje

Een roetsjbaan, zoals vertaald de titel van deze verhalenbundel van Pieter Waterdrinker luidt, is dit boek zeker. De schrijver neemt ons steeds tergend langzaam mee omhoog naar de piek van de achtbaan, om daarna met satanisch genoegen een zetje over de top te geven zodat de lezer ongeremd naar beneden dondert, de emoties van de personages in. Had ik al gezegd dat Waterdrinker schrijven kan?

Ja dus. Montagne Russe wemelt van de mooie vondsten, bizarre gebeurtenissen, bitterzoete ontmoetingen en schokkende taferelen, door een talentvolle pen opgetekend op locatie in hedendaags Rusland. Het titelverhaal start met de lekkerste beginzin sinds tijden: ‘In Moskou waren de bomen aan de boulevard waaraan ik woonde al geëxplodeerd, zoals alleen in Rusland het voorjaar, na de verwoestingen van de winter, in volle mediterrane geilheid kan losbreken.’

Het volgende verhaal ‘Uren met Nabokov’ daarentegen eindigt weer geweldig. De hoofdpersoon vertelt hoe hij zich half bluffend toegang verschaft tot de nog levende mensen die het dichtst bij Nabokov hebben gestaan, daarbij een handtekening scorend van de zoon van de grote schrijver in een door de hoofdpersoon uit een dorpsbibliotheek gestolen exemplaar van de roman Pnin. Terwijl hij dit schrijft, kijkt hij naar het boek. ‘Omdat ik geen kinderen heb, vraag ik me af wat er op een dag mee gebeurt. Ik hoop niet het vuur in, zoals ik.’

In de eerste verhalen – eigenlijk observaties en ontmoetingen – figureert een breed scala aan gestoorden, zuiplappen, hoeren en gewone Russen. Eigenlijk is citeren ondoenlijk, toch een paar voorbeelden:

Boekenkrant

‘Een vuile business’ gaat over een Russische uitgeverij. Er wordt een roman van Waterdrinker in het Russisch uitgegeven en vandaag worden de contracten getekend. Bij de uitgeverij met de omineuze naam Limbus is het druk. De baas van de uitgeverij dacht dat er onder de Russen nog tientallen meesterwerken moesten schuilen, geschreven in de Sovjettijd, en had een advertentie gezet waarin men uitgenodigd werd dat meesterwerk te komen laten zien. Fout idee, zo blijkt. De wachtkamer wordt bevolkt door schrijvers die louter meesterwerken hebben geschreven, ook al denkt de uitgever daar anders over. De miskende genieën laten zich niet afpoeieren en Waterdrinker maakt de fout te zeggen dat hij een afspraak heeft. Een van de wachtenden zegt tegen hem: ‘Hoezo? Men werkt hier op basis van een rij.’ Prachtige taferelen die zo uit een boek van Herman Brusselmans lijken te komen, maar dan echt.

Waterdrinker heeft een zwak voor Russische schrijvers: Babel, Tsypkin, Tolstoj. In het verhaal ‘Dostojevski’ bezoekt hij het Dostojevskimuseum in Petersburg. De literatuur van de oude meester is niet meer zo populair, zodat ook het museum uit de gratie raakt. Het oude vrouwtje dat het museum beheert, laat Dmitri Dostojevski komen – de zoon van. Als Waterdrinker hem ziet: ‘Zijn treurige blauwe ogen deden me denken aan die van een verwaarloosde oude hond.’ Treurig is Dmitri’s levensverhaal inderdaad. Nooit de middelbare school afgemaakt, dertien baantjes in een dozijn gehad, daarna trambestuurder geworden. Ontslagen wegens reorganisatie en geen spaarpotje meer, enfin, droevigheid ten top. Na dat verhaal vertrekt Dmitri weer, hij moet nog werken aan zijn auto. Het oude vrouwtje vraagt of de bezoeker niet is vergeten Dmitri te begunstigen, zoals ze uitdrukkelijk vroeg? Dat is Waterdrinker natuurlijk wel, maar te beschaamd om toe te geven ‘bromt hij iets geruststellends. Echt niet? Nee, o nee – ik was niet vergeten hem te begunstigen.’

Ongeveer tweederde van het boek bestaat uit bovengenoemde observaties en ontmoetingen; het laatste derde deel zijn meer literair getinte verhalen. Hier slaat Waterdrinker een grimmiger toon aan. Bij de eerste ontmoetingen met al dan niet normale Russen overheerst de ironie. Bij de laatste verhalen schemert woede tussen de regels door. Woede om het lot van de vele vrouwen die geen bestaan kunnen opbouwen zonder zich te hoereren of te vernederen voor vieze, dikke, harige mannen. Omdat liefde niet lijkt te bestaan in die harde maatschappij. Woede ook omdat het land overgenomen wordt door proleten met veel te dure auto’s en makkelijk verdiend geld.

Een typisch verhaal uit de laatste categorie is ‘De del van Tomsk’. Vanuit het perspectief van een soldaat die in Moskou is gelegerd, gaan we met hem en zijn maten op stap. Er is een dood meisje aangekomen in het mortuarium van achttien lentes jong. Haar hart had het begeven. De soldaten – inclusief onze hoofdpersoon – gaan met dat meisje geld verdienen. Ze zetten haar achter in een Lada en rijden door Tomsk, op zoek naar klanten. Die zijn er genoeg: ‘Dag liefje, hoe heet je?’ De cliënt draaide zijn zweetwangen poeslief naar het meisje, als een grootvader naar zijn kleinkind, terwijl hij met een slap handje tussen de stoelen door haar knieen trachtte te beroeren.’

Zo’n half- of volledig dronken man trekt bij de aanblik van zo’n lief jong ding maar wat graag zijn buidel. En wordt vervolgens van die buidel beroofd. In de ochtend brengen ze het meisje terug en zetten het van de opbrengst op een zuipen. Onze soldaat wordt overgeplaatst, maar kan het voorval ook na zijn pensionering niet uit zijn gedachten bannen: ‘Behalve mijn vroegere maten, u en ik, weet niemand van die geschiedenis met dat meisje, met die del van Tomsk. En hoe een mens kan verworden tot een varken als hij maar lang genoeg leeft als een zwijn. Als God bestaat en er een hel is, ga ik er misschien spoedig naartoe. Maar wat valt daar nu nog aan te veranderen? Homo homini … een varken … Wat is varken ook weer in het Latijn? Dat ga ik eens fijn opzoeken.’

Die passage geeft mooi aan hoe Waterdrinker de Russen ziet: als wonderlijke creaturen. Aan de ene kant alcoholisch, luier dan varkens, hard, liefdeloos en onbetrouwbaar tot in hun merg. Ze verpesten hun eigen land, ze zijn hun medemens een wolf. Maar aan de andere kant zijn ze gemoedelijk, sentimenteel, hulpvaardig en een beetje meelijwekkend. Ze zouden hun laatste broodkorst geven als je honger had. De mens is zijn medemens een Knorretje, ja, zo zou je deze mensen wel kunnen typeren.

Voor het eerst verschenen op Bazarow. Ook verschenen op Nico’s recensies.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.