"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Moord op de moestuin

Vrijdag, 13 september, 2019

Geschreven door: Nicolien Mizee
Artikel door: Hans Vervoort

Met zwier verteld verhaal rondom twee moorden en een moestuin

[Recensie] Moord op de moestuin is de wat dubbelzinnige titel van Nicolien Mizee’s eerste niet op autobiografische gebeurtenissen gebouwde roman. Wie de titel letterlijk neemt en bang is dat er een moestuin wordt vermoord kan gerust zijn: het gaat gewoon om een moord op het terrein van een moestuin. Mizee is een bewonderaarster van het oeuvre van Agatha Christie en wilde ook eens proberen een detective te schrijven.
Ze vond daarvoor een heel geschikte personele bezetting en situatie. Hoofdpersonage Judith, net als Mizee zelf schrijfster en docent aan de schrijversvakschool is pas enkele dagen getrouwd met de vijftien jaar oudere Thijs als hij onverhoeds een hartaanval krijgt en moeizaam herstelt van de operatie die hij ondergaat.

“De goden hadden de roekeloosheid bestraft waarmee ik mijn oude leven achter me had gelaten door met Thijs te trouwen en mijn zolderetage op te geven. Ze hadden mijn knappe, aardige, geleerde man in één minuut veranderd in een bijna onherkenbare grijsaard met lege ogen, voor wie ik eigenlijk een beetje bang was.”

Culinaire traktaties

Als de situatie nog verergerd wordt door bouwactiviteiten van de buurman bieden Judith’s zus en haar man soelaas: ze huren voor de zomer een boswachtershuisje op het landgoed Groenlust en gaan daar met Judith en haar man wonen. De eigenaressen van het landgoed zijn jeugdvriendinnen van Judith en haar zus en het wordt – zo te lezen – op het landgoed een gezellige boel, waar Thijs zichtbaar van opknapt. Culinaire tractaties die daar plaats vinden schrijft Mizee graag uitvoerig:

Boekenkrant

“Ik liep met Cora mee om de vis uit de oven te halen. De zoutkorst was prachtig lichtbruin geworden. De marmeren plaat zou gauw afkoelen, toch was ik bang dat de bloemen zouden verflensen. Vlug maakte ik een krans van grote slabladeren om de zoutheuvels en daarop legde ik de bloemen. Cora maakte in een platte schaal een rand van de bladeren van de Oost-Indische kers, stortte de bietjes erin en tikte er met een pollepel de donkerrode pitten uit de granaatappel overheen. Her en der staken we nog wat bloemen in de schalen met krieltjes en worteltjes, en na enkele malen heen en weer lopen stond alles op tafel en konden we de bewonderende uitroepen gracieus in ontvangst nemen.”

Een schedel

Als de roman ongeveer op de helft is, de lezer een uitvoerig verslag van het maken van chipolatapudding achter de rug heeft en zich begint af te vragen wanneer het detective-verhaal nu eens zal beginnen, vindt Judith op de volkstuin die zij op het landgoed gehuurd heeft een schedel. Ze barst van de weeromstuit in lachen uit, want Judith heeft zo haar eigenaardigheden, net als eigenlijk alle personages in deze roman. De schedel was ooit deel van het lichaam van de tientallen jaren geleden verdwenen vader van de beide zussen die nu – met hun 80-jarige demente moeder – het landgoed bewonen. Een dronkaard en weinig populair bij de tien volkstuinders die per traditie op het landgoed een gratis stukje grond mogen bewerken. Als vastgesteld is dat de eigenaar van de schedel is omgekomen door een klap met een scherp voorwerp hebben we eindelijk de moord waar het in dit boek om begonnen zou zijn. Eén van de volkstuinders zal vermoedelijk de dader zijn en Judith weet: de tiende is zij zelf en zij heeft het niet gedaan. Wie dan wel?

Vreemde volkstuinders

De politie (“bij de politie komen ze altijd in paren, net als bij de ark van Noach”) richt haar aandacht op de vijf à zes actieve volkstuinders die Judith in de loop van die zomer heeft leren kennen als stuk voor stuk vreemde vogels.
Heel erg ijverig wordt er door de politie niet gespeurd en als Judith probeert via gesprekken met de volkstuinders een verdachte te vinden, gaat het in de praktijk vooral over vogels en planten, waar Mizee en dus ook haar alter ego Judith graag hun gedetailleerde kennis over spuien. In het voortkabbelende verhaal vindt uiteindelijk nóg een moord plaats en na veel heen-en-weer-gepraat wordt bekend wie de vuige daders zijn van beide afrekeningen.

Never a dull moment 

Agatha Christie zou vermoedelijk niet erg onder de indruk zijn van Moord op de moestuin , want een rechttoe rechtaan whodunit zit er bij het soms wijdlopige en altijd van de hak op de tak springende proza van Nicolien Mizee niet in.
Het is overigens goed te begrijpen dat Mizee veel fans heeft en dat Moord op de moestuin door het DWDD-boekenpanel gekozen is tot boek van de maand, want never a dull moment. Wat duidelijk haar schrijversmotto is en ze vertelt haar verhaal met zwier.
Met als hoogtepunt de begrafenis van de bejaarde moeder, waar enkele oude vlammen komen opdagen en één van hen een lied gaat zingen:

“Enkele seconden zweefden Felix’ handen boven het klavier. Toen sloeg hij toe. Raak. Maar zijn stem was licht en onvast, als een vlinder in de storm. (…) Ik was altijd diep onder de indruk van misplaatst zelfvertrouwen. Misschien hoorde hij iets heel anders dan wij.”

Lichtvoetig en zwaar op de hand

Voor haar fans zal Moord op de moestuin ongetwijfeld een traktatie zijn. Mizee moet wel uitkijken dat haar schalkse terzijdes en het het Joop ter Heul-achtige zeggen-wat-in-haar-opkomt van haar “fictieve” alter ego niet teveel een maniertje wordt. Er zit ook iets vreemds in de combinatie van vermakelijke invallen en associaties die de schrijfster haar reputatie van originaliteit bezorgen, en de vele doodserieus bedoelde wijsheden en karrenvrachten kennis van plant en dier die ze op de lezer los laat.
Dat Mizee enkele succesvolle boeken op haar naam heeft staan, wordt de lezers wel erg vaak verteld en de “Waardevolle Lessen” die ze aan haar studenten aan de Schrijversvakschool voorschotelt, worden hen evenmin onthouden:

“Les twee van mijn schrijfcursus gaat over het personage. Met koeienletters schrijf ik dan op het bord: “Grote Wil en Grote Angst.”

Oei! Samenvattend lijkt het probleem van deze schrijfster dat ze én lichtvoetig én zwaar op de hand wil zijn. En dan moet je wel héél erg veel in je mars hebben. Maar daar zit allicht nog een roman in.

Voor het eerst verschenen op Literair Nederland