"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mungo

Vrijdag, 29 april, 2022

Geschreven door: Douglas Stuart
Artikel door: Marnix Verplancke

Prille liefde op een bedje van doffe ellende

Leven in de achterbuurten van het Glasgow van de jaren 1990 was geen pretje, toont Douglas Stuart in zijn tweede roman, maar ook daar kon liefde wonen.

[Recensie] Mungo is vijftien wanneer hij door zijn moeder meegestuurd wordt met twee van haar kennissen uit de AA om een weekendje te vissen aan de oever van Loch Lomond. Het is hoog tijd dat er een vent van die jongen gemaakt wordt, vindt ze, niet beseffend dat Gallowgate en St Christopher, zoals haar kennissen heten, twee waardeloze zuipschuiten zijn die meer drank dan aas mee hebben in hun visserstas en zich al aan de bushalte in Glasgow beginnen vol te gieten met het zwaarste bier uit het Tennent’s-gamma. In plaats dat zij voor Mungo zorgen, zorgt hij voor hen, en in feite is hij niet anders gewend, want ook zijn moeder heeft hij van jongsafaan recht moeten helpen wanneer ze weer eens straalbezopen ergens in de goot lag.

Zo begint Shuggie Bain twee jaar geleden de vermaarde Booker Prize won, wat hem meteen op en paar miljoen verkochte exemplaren kwam te staan, in Nederlandse vertaling alleen al meer dan 50.000. Het boek ging over een jongen van zes die in een Glasgowse underclasstoren voor zijn alcoholistische moeder diende te zorgen, maar het ging in feite over hemzelf, zoals hij onlangs in een interview in de Britste krant The Guardian vertelde: “De ene dag kwam ik thuis en bleek mijn moeder een feestje georganiseerd te hebben. De dag nadien trof ik haar met haar hoofd in de oven. Ik haalde het er dan gewoon uit en hoopte dat ze ok was. Twaalf jaar lang heb ik met een alcoholiste samengewoond, tot haar dood, en er zijn maar weinig scenario’s die ik niet ken.”

Ook de moederfiguur in Mungo, Mo-Ma, zoals haar kinderen haar noemen, is een problematisch geval. Wanneer de tweede, vier maanden vroeger spelende, verhaallijn van de roman begint is ze al drie weken niet meer thuis geweest. Zelfs geen briefje heeft ze achtergelaten voor Jodi, Hamish en Mungo, en dus slaan die zichzelf uit de slag. Jodi is een jaar ouder dan Mungo en werkt na schooltijd in een bar. Hamish is de bijzonder agressieve leider van de protestantse Billy Boys, die niets liever doen dan uitzichtloos brokken maken, politieagenten een baksteen tegen hun mombakkes gooien zodat het bloed tegen de muren spat en katholieken mollen. Wat kun je anders verwachten, zegt hun buurman over de wanhoop die het Glasgow van het begin van de jaren 1990 in zijn macht heeft, Thatcher heeft hier alles gesloten. Maar daar is Jodi het niet mee eens. Wat zitten jullie toch altijd in te hakken op die vrouw, gaat ze tegen de algemene retoriek in, zij deed wat moest, datgene wat geen man aandurfde. Wat voor zin had het om met gesubsidieerde steenkool gesubsidieerd staal te produceren waarvan dan gesubsidieerde schepen werden gemaakt? “Had jij in de steenkoolmijn willen werken, Mungo?” voegt ze er nog aan toe. Een meid met pit, denk je, tot ze zich met jonk laat schoppen door een leraar, deze met de noorderzon vertrekt en zij Mungo vraagt zo hard mogelijk in haar buik te stompen om de zwangerschap vroegtijdig af te breken.

Ons Amsterdam

Maar dat is allemaal slechts achtergrondgerommel in Stuarts nieuwe roman, waarin te midden van alle deprimerende geweld en druggebruik een prille liefde ontstaat, tussen Mungo en James, een katholieke jongen van een straat verder die een duiventoren heeft op een braakliggend terreintje. Homoseksualiteit in een wereld die stijf staat van de toxische masculiniteit? Dat kan Hamish echt niet over zijn kant laten gaan.

Net zoals Shuggie Bain heeft ook Mungo, een verwijzing naar de patroonheilige van de stad Glasgow bekend om het weer tot leven brengen van vogels, vissen en andere dieren die door de mens nodeloos gedood zijn, een autobiografische achtergrond. Douglas Stuart ontdekte al vroeg dat hij van jongens hield, en waar Mungo in feite niet veel meer overkomt dan “Mungool” genoemd te worden, was dat voor Stuart wel anders. Toen hij een jaar of zestien was, werd hij door een bende van twaalf jongemannen bijna afgemaakt, vertelde hij in het Guardian-interview. “You fat poof,” schreeuwden ze, waarna ze op hem in begonnen te slaan. “Ik denk dat ze zich reuze amuseerden,” aldus Stuart, “Ik lag op de grond, een voor een kwamen ze aanlopen en sprongen ze met hun beide voeten tegelijk op mijn hoofd. Het was pure uitzichtloosheid, van beide kanten, tot er een auto stopte en ze op de vlucht sloegen”. En daarom dus, omdat Mungo een “fat poof” dreigt te worden, stuurt zijn moeder hem mee met Gallowgate en St Christopher, die hem in hun tent aan de rand van Loch Lomond om beurten verkrachten.

Trainspotting en Deliverance ontmoeten elkaar op een Glasgowse brownfield, zo zou je wellicht nog het best Mungo kunnen samenvatten. Alleen is het er Douglas Stuart in tegenstelling tot Irvine Welsh indertijd niet om te doen zijn lezers te shockeren. In feite wil hij liefdesverhalen vertellen, over een jongen en zijn moeder bijvoorbeeld, of over twee jongens, en tonen dat zelfs in de barste en meest verwaarloosde ondergrond een bloem kan groeien.

Eerder verschenen op De Morgen

Boeken van deze Auteur: