"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Museum MORE: 100 jaar realisme

Donderdag, 18 februari, 2021

Geschreven door: Marieke Jooren, Julia Dijkstra, Chris Reinewald, Dominique Velda, Ype Koopmans
Artikel door: Jan Stoel

Het realisme sprankelt!

[Recensie] Museum MORE in Gorssel is het grootste museum voor Modern Realisme in Nederland. Men toont er realistische werken van de eerste helft van de vorige eeuw en vandaaruit trekt men lijnen door naar het heden. En het is niet alleen Nederlandse kunst die men er laat zien. Men plaatst de eigen collectie in een internationale context. Het is een dynamisch museum dat allerlei aspecten van het realisme laat zien. Zo is er momenteel de expositie Nieuwe kaders waarin het verwantschap tussen het neorealisme in de schilderkunst, en de opkomst van de film en fotografie tussen 1920-1940 aan de orde komt. Maar ook Bob Ross en de tentoonstelling Het geheim van de meester (naar het gelijknamige televisieprogramma) waren spraakmakend. Men wijdde ook tentoonstellingen aan de Britse Realisten en de Broers Barraud (vier Zwitserse broers die allemaal schilder waren).

Het Museum werd op 2 juni 2015 geopend en nu vijf jaar later viert men het jubileum met de expositie 100 jaar Realisme. Bij die tentoonstelling hoort een mooi uitgegeven jubileumuitgave. Het bevat redactionele bijdragen, in het Nederlands en het Engels over de historie van het Realisme van 1900 tot nu én een honderd afgebeelde werken van achtenzestig kunstenaars. Die werken zijn voorzien van een korte uitleg.

De aandacht voor het realisme is anno 2021 weer helemaal terug. En dat is wel eens anders geweest, schrijft hoogleraar kunstgeschiedenis en artistiek directeur van MORE, Ype Koopmans. In het interbellum maakten abstracten en realisten deel uit van dezelfde kunstenaarsverenigingen en sociale netwerken, hingen op tentoonstellingen soms naast elkaar. Realisten verkochten zelfs beter dan abstracten. Maar het werk van realisten was duur en werd dan ook vaak door particulieren verzameld en werd nauwelijks door musea verworven. Na de Tweede Wereldoorlog gaan musea meer aandacht besteden aan eigentijdse kunst en gaat men “de werkelijkheid in de contemporaine kunst als een ‘probleem’ beschouwen”. De eigentijdse kunstenaar zocht immers naar algemene waarden buiten de direct waarneembare werkelijkheid,” schrijft Koopmans. Uitzondering was Museum Arnhem die zich juist richtte op realisten uit de jaren twintig en dertig.

Vanaf 1970 gaat de aandacht voor realisten weer toenemen. Verzamelaars als Loek Brons, Freddy Heineken, ING en niet te vergeten Frisia met Dirk Scheringa bouwden een indrukwekkende collectie realistische kunst op. In 1997 opende in Spanbroek in een oude huishoudschool het Frisia Museum, later omgedoopt in het Scheringa Museum voor Realisme, dat bestond tot 2009. Hans en Monique Melchers kochten in 2012 zo’n duizend werken uit die collectie die zo de basis gingen vormen voor Museum MORE. “Wij willen niet de compleetheid laten zien, maar een breed spectrum van genres. Belangrijke aandachtspunten zijn naast schilderijen ook beeldhouwkunst, fotografie en videokunst,” schrijft Ype Koopmans.

Hereditas Nexus

Drie mooie bijdragen van Marieke Jooren (conservator MORE), Julia Dijkstra (conservator MORE) en Chris Reinewald (kunst- en cultuurjournalist) belichten de ontwikkeling van het realisme in drie grote blokken: 1900-1949, 1950-1999 en 2000-2020. Er is aandacht voor de Grote Vijf van het neorealisme: Dick Ket, Raoul Hynckes, Pyke Koch, Carel Willink en Wim Schuhmacher, voor naoorlogse kunstenaars als Berserik, Co Westrik en hedendaagse kunstenaars als Lara de Moor, Miriam Knibbeler, Annemarie Busschers. Het zijn toegankelijk geschreven overzichten met opvallende details. Zo noemde Paul Citroen in zijn boek Ontaarde Kunst (1945) het werk van Carel Willink ouderwets en gewichtdoenerig. Het was dan ook de tijd van CoBRA! Opvallend dat het naoorlogs realisme bijna niet voorkomt in de grote overzichtsboeken van de Nederlandse 20e eeuwse canon.

Aandacht voor materiaalkennis en traditionele teken- en schildertechniek, kortom het ambacht is altijd de basis geweest voor het realisme. En dat doet een hedendaagse realist als Philip Akkerman nog steeds. Hij maakt louter zelfportretten en onderzoekt daarbij verschillende technieken en stijlen uit het verleden. MORE laat zien dat het realisme nog springlevend is. Nu leven we in een wereld met een enorme beeldenrijkdom en wordt gebruik gemaakt van nieuwe technologieën. “De meest ingrijpende ontwikkeling is dat de maaktechnologie brak met de volgorde van schetsen, uitwerking, onderschildering, kleur mengen en ‘in eigen handschrift opbrengen.’ Maar…..”tegenover de snelheid van beelden verover staat namelijk de kwaliteit van het bijna therapeutische slow painting. Zo overvleugelen ambacht en traditie alsnog de vluchtige realiteit,” schrijft Reinewald in zijn bijdrage.

Ieder van de redactionele bijdragen wordt afgesloten met een detail van een van de afgebeelde werken en gevolgd door een ‘catalogus’ met werken, die in chronologische volgorde de revue passeren: van 1913 tot 2019. Het vormt het hoogtepunt van deze publicatie. Logisch natuurlijk want het draait natuurlijk allemaal om de kunstwerken. Chris Reinewald heeft ieder werk van een bijzondere toelichting voorzien. In acht regels weet hij een verhaal te vertellen. Zoals bij het eerste schilderij in het boek Stilleven met brood, kaas en boter van Sal Meijer.Alledaagser kan het niet. “Omdat Meijer maar met één oog kon zien, zag hij geen diepte. Dat verklaart wellicht het plat opgestapelde perspectief waarin hij dit droog, stijf geschilderde stilleven maakt.” Hij vertelt iets over de schilder, de compositie, het onderwerp, het perspectief. Reinewald verstaat de kunst om je op een andere manier naar de schilderijen te laten kijken. Bij De danseres een schilderij van Wim Schuhmacher uit 1928 zoomt hij in op het geheim van het schilderij. “Iets kleins. Elisabeths ogen loensen naar buiten – extropia. Deze charmante asymmetrie zette Schuhmacher voort in de achtergrond.” Hij heeft het over technieken, compositie, maar weet ook andere relaties te leggen. Louis Schrikkel woonde in het Amsterdamse ‘betondorp.’ Van driehoog achter schilderde hij het uitzicht dat hij had. Reinewald legt een verbinding naar Werther Nieland van Gerard Reve. Die woonde ook in Betondorp, maar noemde het ‘Cementwijk.’  Een portret van Charley Toorop staat naast dat van Jan Bor, die korte tijd leerling van Toorop was en laat de verschillen zien. Bij een foto van Erwin Olaf, Victoria in scene, verwijst hij naar de melodramatische speelfilms van Douglas Sirk en inderdaad, ze ademen dezelfde sfeer uit. Deze korte stukjes zijn pareltjes. Helaas voor de anderstaligen zijn ze niet in het Engels vertaald.

Museum More – 100 jaar realisme is een boek dat sprankelt!

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles