"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Naar Whitebridge

Donderdag, 22 augustus, 2013

Geschreven door: Erik Lindner
Artikel door: Claudia Zeller

Binnensmonds een wereld verkennen

Een cottage in de Schotse Highlands, een graaf die op sterven ligt, een moeder met psychische problemen, en een hond. Dit zijn de bouwstenen van Naar Whitebridge, het romandebuut van Erik Lindner (1968), die met vier dichtbundels binnen het dichterscircuit geen onbekende is. De poëtische stem van Lindner klinkt ook in Naar Whitebridge door: er wordt nauwkeurig geobserveerd, de taal vloeit voort in korte, afgemeten zinnen. Er staat geen enkel woord te veel. Maar achter deze façade van rust en feitelijkheid die de naamloze ik-verteller construeert, gaan geheimen schuil die zelfs het ruige landschap van Schotland niet weet te verbergen.

De sfeer in Naar Whitebridge is rustig, bedrieglijk stil haast. De personages praten nauwelijks met elkaar, waardoor de roman een lange monoloog lijkt. Aan het woord is een ontheemde Nederlandse jongen. Hij doet jongensdingen, verkent de omgeving, bouwt een vlot en een boomhut en dwaalt door het landschap, vergezeld door zijn hondje Dell. In tegenstelling tot andere romans met jonge hoofdpersonen dringt Lindners ik-verteller zich niet op, niet aan de lezer en ook niet aan de andere personages. Hij gebruikt geen hippe uitdrukkingen, verzint geen kek stopwoordje en lijkt door het zorgvuldige en verzorgde taalgebruik eerder een alwetende vertelinstantie die het reilen en zeilen van de mensen die op het landgoed werken nauwkeurig beschrijft, zonder er zelf al te veel bij betrokken te raken.

Subtiele stiltes

Het Schotse landschap nodigt uit tot stilte maar herbergt veel verhalen, mythes en legenden. De ik-verteller probeert de geheimen van het verleden aan het landschap te ontfutselen, maar blijft over zijn eigen familiegeschiedenis angstvallig zwijgen, terwijl de vrouwen en meisjes om hem heen naar believen aan hem trekken. Hij verschuilt zich in oppervlakkige herinneringen, bevolkt door mensen die niet losgekoppeld van een bepaalde plaats kunnen bestaan. Het ontbreekt hem echter aan de mogelijkheid dit verleden te koppelen aan zijn heden, waardoor hijzelf steeds meer een onbeschreven blad lijkt dat de wensen, verlangens en geheimen van zijn omgeving weerkaatst en projecteert:

‘Misschien ben ik wel een pop. Een klein figuurtje in een glazen doosje. Dat doosje staat op een bijzettafeltje en meneer de wereld zit op de bank. En als mijnheer zich verveelt, dan schudt hij een beetje ermee. Het sneeuwt in het doosje en ik lig er half opgevouwen in een van de hoeken. Het duurt altijd even voor alle sneeuw is gaan liggen en ik me op kan richten.’

Sociologie Magazine

Omgeven door een stel kleurrijke personages dreigt zijn feitelijke stem en zijn stille, ingetogen persoonlijkheid steeds meer te verdrinken in een stroom van gebeurtenissen en verhalen. Maar de meeste verhalen blijken verzinsels, fragiele constructies die op instorten staan. De lacunes daarachter worden niet opgevuld, maar juist blootgelegd:

‘Het is makkelijk iets te verzinnen, je iets voor te stellen, ergens een verhaal van te maken, het gaat snel. Ik wil niet net als zij overal een eigen versie van maken. De dingen moeten kloppen.’

Binnenstebuiten

De protagonist lijkt geen eigen wil te hebben, slechts verplichtingen. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen de zorg voor zijn wispelturige moeder Elisabeth, herinneringen aan zijn flamboyante ooms, en rebellerende pubermeisjes die hem slechts als excuusvriendje gebruiken. Veel gebeurt zonder zijn toedoen, hij kijkt er maar naar, knapt allerlei klusjes op en werkt van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.

Hoewel hij de hele tijd aan het woord is, begon ik halverwege de roman te twijfelen of hij wel echt bestond. Alles en iedereen in Naar Whitebridge krijgt een naam of tenminste een functie, maar de stuwende stem van het verhaal blijft naamloos. Hij sluipt door de cottage als een spook, probeert zich weg te cijferen, brengt veel tijd alleen door en zegt: ‘Ik zou zo graag willen dat ik niet bestond.’ Gek genoeg is er niemand die hem een keertje bij zijn naam noemt.

Kunstgrepen

‘In de natuur zit het tragische in ’t gebeurde zelf. In kunst zit het meer in de stijl dan in wat er gebeurt.’ Aan deze zin van Willem Elsschot moest ik tijdens het lezen steeds opnieuw denken. Lindners roman kent een aantal terugkerende motieven die zich in het hoofd van de protagonist opstapelen en uitgroeien tot sluipende, onzichtbare dreigingen. Maar de ontregeling is nauwelijks zichtbaar. De jongen raakt niet aan de drank, heeft geen seksuele uitspattingen, maar verlangt vooral naar rust.

Dit verlangen doet de roman tegen het einde in een stroomversnelling belanden, zonder dat alle verhaalfragmentjes opeens op de juiste plek vallen. Naar Whitebridge is geen ronkende roman die je meesleurt, maar eentje die veel aandacht vergt: voor de prachtige zinnen, de rake observaties, en het tragische dat door Lindners stijl opeens kraakhelder is.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.