"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Nederlanders in Rome

Woensdag, 7 februari, 2018

Geschreven door: Arthur Weststeijn
Artikel door: Karin de Leeuw

Ook in de eeuwige stad zijn ze overal

[Recensie] Arthur Weststeijn woonde jarenlang in Rome en verdiepte zich in de verhalen van de Nederlanders die hem voorgingen op reis naar en wonend in de stad. Hij doet dat in zeven hoofdstukken, die allemaal zijn te lezen als een rondewandeling door een bepaalde wijk van Rome. Aan iedere wijk koppelt hij een thema: aankomst, verleiding, verbeelding, geloof, kennis, macht en afscheid. Op die manier ontstaat een reisgids als een lappendeken. Een gemeenschappelijk kenmerk: die Hollanders (en Vlamingen) zijn weer overal.

“Rome geeft zich niet gemakkelijk gewonnen.” Zo luidt de eerste zin van Nederlanders in Rome. Weststeijn beschrijft hoe heel wat reizigers zijn aangekomen op Station Termini met allerlei verwachtingen. Vooral diegenen die zich, terwijl ze zich thuis in lazen, omhulden met roze dromen over cultuur en elegantie, moeten vrijwel meteen constateren dat de werkelijkheid anders in elkaar zit. Zeker, in Rome is veel cultuur, maar het is ook een chaos, een ongezonde en drukke stad. En, daar dragen de noordelingen ook zo hun steentje aan bij.

In het hoofdstuk Verbeelding wordt geschreven over de vele kunstschilders die in de loopt der tijden de stad bezochten. Ze waren bekend onder de Romeinen, die kunstenaars, maar niet op de eerste plaats om hun werk. Ze hadden een andere reputatie: drinkebroers en feestvierders. Ze waren soms de regelrechte voorgangers van de voetbalfans die in 2015 de Barçaccia-fontein bij de Spaanse Trappen vernielden.

Een reis naar Rome werd in de zestiende eeuw langzamerhand een gewilde afronding van de opvoeding van een ontwikkelde jonge man. Kunstenaars, maar ook jonge geleerden en aanstaande staatslieden gingen op pad. Er zijn daardoor nogal wat egodocumenten, dagboeken en heel veel tekeningen, die vertellen over die reizen. Daarnaast kochten de Nederlanders, ook toen al, souvenirs om mee naar huis te nemen. Soms waren die vervaardigd door landgenoten, kunstschilders die stadsgezichtjes fabriceerden voor de toeristenindustrie. Casper van Wittel uit Amerfoort bijvoorbeeld. Die speelde bewust in op een markt. Van al zijn schilderijen maakte hij diverse versies, in verschillende formaten. Zo had hij iets voor iedere beurs. Later trouwde hij met een twintig jaar jongere Italiaanse. Zijn zoon (en later ook hijzelf) heette niet meer Van Wittel, maar noemde zich Vanvittelli. Luigi Vanvittelli heette de zoon. In Rome herinneren ze zich hem nog wel. Hij heeft er een kerk, ontworpen door Michelangelo, grondig verbouwd, niet kwaadwillend zoals hooligans, maar van die Michelangelo is in ieder geval weinig meer te zien.

Boekenkrant

In het hoofdstuk Geloof wordt natuurlijk de enige Nederlandse paus genoemd, Adrianus de zesde (1459-1523) , die minder dan twee jaar paus was en in Rome begraven is, in de Santa Maria dell Anima. Het lukte hem zeker niet de Romeinen voor zich te winnen. Na zijn overlijden zorgden die er dan ook voor dat er in meer dan vierhonderd jaar uitsluitend Italianen tot paus werden gekozen.

Maar die andere bekende Nederlandse geestelijke, Erasmus van Rotterdam, moest nu juist weer niets hebben van een van Adrianus Italiaanse voorgangers, de Florentijnse telg uit het geslacht De Medici, die als paus Julius II heette. In 1514, na diens dood, schreef Erasmus een boekje waarin hij een dialoog tussen Petrus en de paus aan de hemelpoort weergeeft. Het lijkt de schalkse versie van het verhaal van de grootinquisiteur van Dostojewski.

Ach en Weststeijn haalt nog veel meer lieden aan. Ik zou u nog uren uit het boek kunnen vertellen. Het zijn allemaal Nederlanders die de stad omarmden of er juist geen feeling mee kregen. Ik ben geen getraind reisgidsenlezer en zeker geen Rome-kenner, maar ik heb van dit boek gesmuld. Wat mij betreft mag Weststeijn ook nog een boek over Italianen in Rome schrijven.

Uiteindelijk is echter de auteur ook weer terug gekeerd naar Nederland. Aan het eind van het boek motiveert hij dat als volgt:

“Rome is een femme fatale: eerst speelt ze hard to get, dan laat ze zich gedwee verleiden, en uiteindelijk slokt ze je helemaal op. Wie niet uitkijkt komt nooit meer van Rome af. En dus pak ik toch maar mijn biezen, indachtig het wijze inzicht van Godfried Bomans dat de ideale situatie de toestand is van een vreemdeling, ‘die blij is in Rome te zijn en tegelijk weet, dat hij bij Amsterdam behoort. Die de Sint-Pieter kent, zonder de Westertoren te verzaken.’”

Op woensdag 14 februari kunt u een interview met Arthur Weststeijn bijwonen in het Historisch Café van de stad Amsterdam, pal onder die Westertoren op de Prinsengracht 96. Aanvang 20.00 uur.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles