"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Net zero energy building

Maandag, 5 augustus, 2019

Geschreven door: Ming Hu
Artikel door: Rijkert Knoppers

Hoe realiseer je een nulenergie woning?

Hoe krijg je het voor elkaar dat een woning genoeg energie produceert voor eigen gebruik? De Amerikaanse hoogleraar Ming Hu beschrijft het op beknopte wijze in het boek Net zero energy building.

[Recensie] De allereerste vraag die Hu stelt: wat is eigenlijk een nulenergiewoning? Dat lijkt een eenvoudige vraag, maar uit een overzicht blijkt dat de ene deskundige in dit verband praat over passieve zonnewoningen, een ander over een woning waarbij het energieverbruik gerelateerd is aan het woonoppervlakte, terwijl in de Verenigde Staten de mening heerst dat bij een nulenergiewoning de financiële energielasten op nul moeten uitkomen.

Ondanks deze verschillen zijn er veel overeenkomsten ten aanzien van de technieken die voor deze doelstellingen beschikbaar zijn. Naast de bekende zonnepanelen en geavanceerde ventilatiesystemen komt onder meer het gebruik van faseveranderingsmateriaal aan de orde. Faseveranderingsmaterialen, ofwel PCM’s (Phase Change Material) kunnen warmte opnemen en afgeven tijdens de overgang tussen de vaste en vloeibare fase van het materiaal. Volgens Hu is er de laatste jaren veel belangstelling ontstaan voor het integreren van PCM’s in de gebouwde omgeving. Ze maakt hierbij onderscheid tussen passief gebruik, bijvoorbeeld in muren, plafonds en zelfs ramen, en actieve systemen, waarbij het PCM gecombineerd is met een ventilatie systeem, bijvoorbeeld door het materiaal aan te brengen boven een verlaagd plafond. Door het openen of sluiten van kleppen kan het verlaagde plafond overdag koeling leveren en ’s nachts warmte.

Een ander noviteit in het helder geschreven boek is het integreren van nanomaterialen met conventionele bouwmaterialen, zoals beton, cement, staal en hout. Dankzij de toevoegingen kan je de fysisch-chemische eigenschappen van het moedermateriaal, zoals sterkte en duurzaamheid, op microniveau verbeteren.

Boekenkrant

Een apart hoofdstuk is gewijd aan onbedoelde consequenties van nulenergie woningen. Hu hekelt in dit verband het gangbare gebruik van het begrip ‘netto nul energie’, omdat deze term per woning uitsluitend de hoeveelheid opgewekte en verbruikte elektriciteit in kaart brengt. Het zou in haar opvatting daarom beter zijn om met levenscyclusanalyses het totale energiegebruik te berekenen, bijvoorbeeld om te kunnen begrijpen of de fabricage van de gebruikte zonnepanelen niet veel meer energie kost dan wat deze uiteindelijk aan energie opleveren. Zo kun je ook een antwoord krijgen op de veel gestelde vraag, of het slopen van een oud huis en het op dezelfde plek bouwen van een nieuwbouwhuis uit ecologisch oogpunt aantrekkelijker is dan het opknappen van een bestaande woning.

Een ander punt is de vraag of het terecht is om juist in de buitenwijken, al dan niet gesubsidieerd, nulenergie woningen te bouwen, of dat het wenselijker zou zijn om juist in het centrum van een stad dit soort woningen te realiseren. De vraag stellen levert meteen het antwoord: de ecologische voetafdruk van woningen in dunner bevolkte voorsteden is vaak groter dan van woningen in het centrum, en dus is de energetische winst in de binnenstad sneller te behalen. De valkuilen van het ecologisch bouwen komen zo op beknopte wijze uitstekend aan de orde.

Eerder verschenen in Technisch Weekblad