"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Niet van horen zeggen

Maandag, 8 augustus, 2005

Geschreven door: Hellema
Artikel door: Joop Daggers

Verdwaald in de oorlog

Bij iedere bloemlezing kun je je afvragen of dit nu wel echt een bundeling is van het allerbeste. Is het een eerbetoon aan een schrijver, aan een genre, aan een periode? Of moeten fikse cliffhangers er vooral toe leiden dat lezers ogenblikkelijk op jacht gaan naar de grote literaire ijsberg die onder deze kleine top verborgen gaat?

Niet van horen zeggen is verschenen als ‘passende bloemlezing’ uit het werk van Hellema (pseudoniem voor Alexander Bernard van Praag), die de bundel zelf heeft samengesteld. Met de periode waarover hij schrijft, die van de Tweede Wereldoorlog, wil hij het liefst niet meer geconfronteerd worden; hij nam de pen juist ter hand om de oorlogservaringen van zich af te schrijven. Toen hem werd gevraagd om ter gelegenheid van het twaalfde lustrum van Hitlers capitulatie een bloemlezing van zijn werk samen te stellen, was hij weliswaar bereid een selectie te maken, maar de drukproeven bekeek hij liever niet.
Hellema, die pas op zeer late leeftijd debuteerde en vervolgens in een tijdsbestek van ongeveer twintig jaar tien werken publiceerde, heeft de verschijning van zijn bundeltje net niet meer mogen meemaken. In maart van dit jaar stierf hij na een lang ziekbed. Eigenlijk past dat helemaal in de wrangheid die Niet van horen zeggen in haar greep houdt.

Ooggetuigenverslagen over een oorlog zijn bijna per definitie confronterend. De beschrijvingen van Hellema, in combinatie met zijn messcherpe taalgebruik, laten de lezer bij vlagen plaatsvervangend gruwelen van de aanschouwde vernederingen. Zelfs als daar geen druppel bloed en geen greintje agressie aan te pas komt: ‘Als er helemaal niets te bedenken viel, lieten ze ons gewoon staan – een dag, een nacht en nog een dag. Als we dan ’s avonds om tien uur veertig uur na dato naar de barakken gejaagd werden, had zich een zinloos niet-gebeuren aan ons voltrokken.’

Die menselijke vernedering in concentratiekampen, waarvan Hellema er zes overleefde, vormt de belangrijkste verbinding tussen de ongestructureerd achter elkaar geplakte losse verhalen, verhaaltjes en verhaalfragmenten. Vernedering die nergens leidt tot diepe wraakgevoelens (‘Er lag geen wraak in deze gedachte. Je kunt een miljoenenvoudige moord niet wreken’), maar vernedering die onontkoombaar lijkt en bijna onvermijdelijk tot nieuwe wreedheid leidt. ‘In die krankzinnige wereld van het concentratiekamp, waar lijfsbehoud al nauwelijks haalbaar was, leek het behoud van de menselijke waardigheid een ongerijmdheid, want terreur kan alleen worden beantwoord met terreur.’

Foodlog

Opvallend is hoe snel en hoe bruut de lezer van toeschouwer tot deelnemer verwordt. Komt dat door de schrijfstijl? Door de directe, rake toon waarmee de schrijver zijn observaties en ervaringen in het papier kerft? Of is het de nabijheid van de verslaggever bij hetgeen hij verslaat? Hellema’s weergave is soms zo adequaat, zo puur, zo invoelbaar, dat de lezer zich bij vlagen zelf de ooggetuige voelt: ‘Af en toe viel er een pauze, dan klonken weer commandofluitjes en knetterde het, geweervuur, brand, brekende takken. De kwelling van de oorlog was om het allemaal te moeten horen – er was veel meer te horen dan te zien. Het oog is selectief, het richt zich, het stelt zich in – het oor kan niet kiezen wat het wil horen, het scheidt alleen de klanken, zonder richting, in een wereld waarin het geluid geen perspectief heeft. Wel kan het geluid versterven, maar niet in een bos, waar het blijft hangen en weerkaatst wordt en vervormd en waar het naklinkt in de oren ook als het allang stil geworden is.’

Voor de lezer valt, precies daar, die stilte letterlijk. Of hij wil of niet.

Hellema was verdwaald in de oorlog en laat zijn lezer nu verdwalen in een fragmentarisch bundeltje. En hier en daar zelfs letterlijk, in zijn taalgebruik: ‘Totenträger antreten sjouwen het lijk is te groot voor de kuil duidelijk te kort te breed niet diep genoeg. Ihr seid Fachleute, das macht man so – und so – und so hakt driftig op de grond in en het hoofd van het lijk af schopt in de kuil.’

De bloemlezing kent een afdronk die doet denken aan een serie rommelig aaneengeschakelde voorfilmpjes. In een aantal gevallen wekken die nieuwsgierigheid op naar meer werk van Hellema. Voor wie dat al kent, voegt Niet van horen zeggen hoegenaamd niets toe. Maar voor een eerste kennismaking met de auteur volstaat het ook niet. Zo beschouwd blijft deze bloemlezing beperkt tot een klein monument dat zestig jaar na dato op gepaste wijze stilstaat bij het einde van de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog. Niet meer, maar zeker ook niet minder.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Niet van horen zeggen