"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Nooit alleen thuis

Maandag, 28 september, 2020

Geschreven door: Rob Dunn
Artikel door: Marcel Hulspas

Een huis vol beestjes

Een bioloog over onbekende medebewoners van ons huis.

[Recensie] De Zoeloes hebben een bijzondere manier om vliegen te bestrijden. Ze halen spinnen in huis. Een grote bol spinrag, gemaakt door een sociale spinnensoort (de meeste spinnen kunnen elkaar niet luchten of zien) wordt hoog in de hut gehangen, met daaromheen wat takken waaraan ze hun webben kunnen weven. De Zuid-Afrikaanse bioloog J.J. Steyn vroeg zich af of deze methode ook in gebouwen toe te passen was, onder andere in het ziekenhuis waar hij werkte. En inderdaad. Naar eigen zeggen zorgden de spinnenkolonies ervoor dat de vliegenpopulatie in drie dagen tijd met 60 procent terugliep. Zijn conclusie luidde dat we kolonies van sociale spinnen zouden moeten ophangen in alle openbare ruimtes zoals markten, restaurants, cafés en hotelkeukens, en vooral in wc’s.

Is 60 procent genoeg? Zijn spinnen wel zo welkom op het toilet? Is het niet beter om ervoor te zorgen dat die vliegen geen voedsel meer vinden? Hoe dan ook, Steyns conclusie wordt van harte onderschreven door Rob Dunn, in zijn boek Nooit alleen thuis. Dunn (hoogleraar aan North Carolina State) heeft nog wat aanvullende voorstelletjes. Bepaalde (heel kleine) wespensoorten leggen hun eitjes in kakkerlakkeneitjes en kunnen ons helpen de kakkerlakkenpopulatie in bedwang te houden. Ook die zouden we in onze huizen moeten verspreiden. En wat te denken van de zwam Beauveria bassiana? Eigenlijk zouden we in onze huizen de sporen van deze zwam moeten rondstrooien want ‘wanneer er een bedwants langskomt, hechten ze zich aan de vettige buitenlagen van diens exoskelet. Eenmaal vastgehecht groeit de zwam door het exoskelet van de wants naar binnen..’ (hierna volgen nog enige smerige details tot de dood van de wants erop volgt). Zo kunnen we volgens Dunn op natuurlijke wijze afkomen van een heleboel plaaginsecten.

Het is niet zo dat Dunn onze huizen wil veranderen in een slagveld van de ‘struggle for life’. Nooit alleen thuis gaat er juist om dat onze huizen dat allang ‘zijn’. Het is een binnen de biologie zwaar verwaarloosd onderwerp maar onze keukens, zolders en kelders worden bewoond door ontelbare soorten bacteriën en honderden soorten geleedpotigen. Het onderzoek daarnaar staat nog in de kinderschoenen (biologen trekken veel liever het oerwoud in), en dat geldt al helemaal voor het onderzoek naar de invloed die die honderden bewoners hebben op het wel en wee van dat kleine clubje leden van Homo sapiens dat er ook nietsvermoedend woont.

Boekenkrant

Neem de douchekop. Altijd lekker vochtig en warm, en soms knetterheet. Geen wonder dus dat daarin bacteriën te vinden zijn die grote temperatuurextremen kunnen verdragen, soorten die je verder alleen bij hete bronnen vindt. Iedere keer wanneer we onder de douche stappen, trakteren we onszelf op een zeer bijzondere regen van superbacterieën. (Dunn merkt triomfantelijk op dat menige bioloog die de afgelopen decennia de wereld doorkruiste op zoek naar vulkanen en hete bronnen, in de hoop daar dergelijke ‘extremofielen’ te vinden, net zo goed thuis de douchekop had kunnen onderzoeken.) Net zulke specialisten zitten er in de afvoer, in peper en andere kruiden, in gipsplaten en uiteraard in dat paradijs van schilfers en ingedroogd lichaamsvocht: het bed. De indringers zitten overal en trekken zich niets van ons aan. Sommigen zijn volkomen afhankelijk geworden van de kunstmatige omstandigheden die wij hebben geschapen (denk aan de kakkerlak); anderen oefenen een onzichtbare maar zorgwekkende invloed uit op ons geestelijk welzijn.

Dunn wijdt een lang hoofdstuk aan de beroemde parasiet Toxoplasma gondii. Deze heeft een bijzondere levenscyclus: hij groeit op in een knaagdier, vooral de muis, maar hij plant zich voort in de ingewanden van de kat (die de muis heeft gegeten). Nergens anders. Het bevruchte vrouwtje legt in de kat ontelbare eitjes (Dunnen rekent even snel uit dat er op aarde meer T gondii eitjes zijn dan er sterren zijn in het Melkwegstelsel) en deze eitjes komen via kattenpoep weer in de vrije natuur terecht, en zo via-via in de muis. De mens kan ook besmet raken, en dat is hoogst onaangenaam. Maar de parasiet heeft daar niet veel aan want katten eten nu eenmaal geen mensen.

Maar er is méér aan de hand. Alles wijst erop dat gondii-parasieten die in het muizenbrein zijn binnengedrongen en daar liggen te wachten op de poes, ondertussen het gedrag van de muis sturen. Ze zorgen ervoor dat het beestje een stuk roekelozer wordt. Slim, want dat vergroot immers de kans dat hij tussen de kaken van een kat belandt. En nu komt het: er zijn aanwijzingen dat mensen die in het bezit zijn van ‘wachtende’ T gondii parasieten (zinloos wachtende parasieten, dus eigenlijk) óók beïnvloed worden. Ook zij worden daardoor onrustiger, roekelozer. En er zijn aanwijzingen dat de parasiet een rol speelt bij het ontstaan van schizofrenie. De huiskat brengt dus beslist niet alleen gezelligheid in huis. En zoals gezegd, het onderzoek naar dat ecosysteem in uw huis is nog maar net begonnen. We mogen erop rekenen dat verschillende ‘inwonende’ bacteriën en insecten inmiddels geleerd hebben om stoffen uit te scheiden die ervoor zorgen dat we slordig omgaan met onze etenswaren, en geen zin hebben om het huis op te ruimen. Dan weet u nu hoe dat komt.

Eerder verschenen op Sargasso