"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Obelisque

Vrijdag, 14 juni, 2019

Geschreven door: Obe Alkema
Artikel door: Bertram Mourits

Een glossy met gedichten over seks, identiteit en gender

Poëzie. In zijn debuutbundel wil de dichter Obe Alkema grenzen overschrijden. Maar dat is niet zo eenvoudig in een literair klimaat waarin alles mag.

[Recensie] Obe Alkema zet de zaken graag op een rij: de gedichten in zijn debuutbundel Obelisque staan in alfabetische volgorde. Het zijn zowel lange als brede gedichten, vol citaten en verwijzingen, waardoor de dichter zich graag laat overspoelen, om er soms bijna in te verdrinken: het alfabet als zwemvest.

Ik denk niet dat Alkema (1993) aan de Limburgse dichter Pierre Kemp heeft gedacht, maar die zette zijn gedichten ook in alfabetische volgorde. Opmerkelijk: de kunstmatige volgorde trekt bij Kemp de gedichten uit elkaar, zodat ze elk de contextloze aandacht krijgen die ze verdienen, bij Alkema wekt de alfabetisering juist de indruk dat de gedichten één grote soep vormen. Onder de ‘S’ staat verreweg het langste gedicht: Something Borrowed, Something Blue, dat bestaat uit regels die zelf ook weer op alfabetische volgorde staan. Dat gaat zo: (ik citeer een fragmentje uit een veel langere tekst):

“Geloven in een goede werkmoraal. Geluk is een saai verhaal. Gelukkig bestaat er een vaccinatie. Gelukkig, het internet censureert zichzelf. Genet eindeloos citeren.”

Boekenkrant

Veel hiervan is ‘borrowed’ (dat ‘saaie verhaal’, zei Martin Bril meer dan eens, die vaccinatie komt uit een folder over hepatitis en het zelfcensurerende internet was het onderwerp van een Vrij Nederland-artikel uit 2015. Genet en de werkmoraal kan ik niet plaatsen). Maar ‘blue’? Niet in de zin van blauw of verdrietig; wel is het resultaat vaak koud. Soms opeens ook grappig: ‘Totaal witte zaadlozing’. Borrowed from Gerrit Kouwenaar, neem ik aan.

Patricia Paay

Het leest als een overzicht van aantekeningen; de notitieblokjes van de dichter, aangevuld met de strepen in de kantlijn, we zien wat hem bezighoudt: seks, identiteit, gender, literatuur, liefde, dood: heel het leven, eigenlijk. Daarbij denkt Alkema vaak hardop na over de beperkingen van het genre poëzie. Hij wil graag grenzen overschrijden maar dat is niet zo eenvoudig in een literair klimaat waarin alles mag. Die vrijheid is behulpzaam (alles is een gedicht) maar ook storend (er zijn geen wetten meer die je kan overtreden).

“Zeg niet dat ik de regels voor een goed gedicht aan mijn panterprintlaarsjes lap. Ik draag ze vandaag niet en er zijn geen regels. Je denkt dat je eruitziet als Patricia Paay. Dat betekent niet dat je evenveel stijl en klasse hebt. Deze stoeipoes blijft een uniek exemplaar. La Paay in een gedicht. Welk verdrag schend ik?”

Geen enkel, natuurlijk. Alkema heeft een dubbelzinnige boodschap: Paay wordt quasi-uitdagend ‘stijl en klasse’ toegekend – haar reputatie zit dankzij haar rechtszaak tegen GeenStijl dit jaar in de lift – en ze is ‘uniek’ maar blijkbaar weer niet zo uniek dat ze niet ook een ‘exemplaar’ is. Wansmaak zoekt de dichter ook bij zichzelf (‘panterprintlaarsjes’) en dat mag best: er zijn immers geen regels.

Kuis is Patty niet – en zuiver is de poëzie van Alkema al evenmin, integendeel: hij is meer Patty dan monnik in gedichten waarin constant gereflecteerd wordt op het feit dat het gedichten zijn, en dat dat iets te betekenen moet hebben, waarschijnlijk minder dan de dichter graag zou willen: “Wie is je lezer? / Koesteren en weg ermee” aldus het slot van de bundel.

Oudere leermeester

Het zijn kwesties die ook opduiken in het werk van Maarten van der Graaff (1987) – zijn naam moet tenminste één keer vallen, want Alkema’s bewondering voor zijn nauwelijks oudere leermeester is onmiskenbaar. Maar Van der Graaff is strenger voor zichzelf, zoekt het effect in de beperking. Zo calvinistisch wil Alkema niet zijn, en dat verklaart mogelijk ook de vorm waarin Obelisque is gegoten. De bundel heeft namelijk het uiterlijk van een glossy: gedrukt op glimmend papier in A4-formaat – dankzij dat formaat kunnen de gedichten ook makkelijk zo lang en breed afgedrukt worden als ze zijn. Er staan ‘advertenties’ in voor Gucci, Louis Vuitton, Calvin Klein, enfin: the usual suspects in een glossy. Maar een échte glossy wordt het niet: de foto’s zijn niet in kleur, en op de voorkant staan drukvermelding en ISBN, in plaats van zo’n lekker misleidende leus, zoals de openingsregel van de bundel had kunnen zijn: “Well… it all looks great” – woorden die overigens ontleend zijn aan Kanye West: meteen de eerste regel is al “something borrowed”.

Alkema wilde als dichter debuteren met iets wat nauwelijks op een dichtbundel lijkt – dat is gelukt en heeft iets moedigs. Anderzijds is het een makkelijke keus. Het soortelijk gewicht van woorden is in een glossy nu eenmaal vrij laag, en daarop is het overvolle Obelisque geen uitzondering.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad

Obelisque