"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Oefeningen in genot

Woensdag, 11 maart, 2020

Geschreven door: Herman Pleij
Artikel door: Nico Voskamp

Den gheest is ghewillich maer ’t vleesch is cranck

[Recensie] Hoe ging het er qua vleselijke liefde aan toe in vroeger tijden? Voor wie al een tijdje met die vraag loopt, is er nu Oefeningen in genot – Liefde en lust in de Middeleeuwen van Herman Pleij. Een boek van obese afmetingen, dat nu door de connaisseur kennishongerig gelezen kan gaan worden. Aangemoedigd door Herman zelf in DWDD waar hij zijn pennenvrucht aankondigde staand op de tafel, een scabreus gedicht declamerend, wat de verkoopcijfers waarschijnlijk geen kwaad gedaan heeft.

Soepel leesbaar is het absoluut. Als geoefend docent trekt de schrijver zijn publiek moeiteloos de les in met een foto van een beeld van Maria Magdalena. Een naakte Maria met weelderig loshangend haar, dat herinnert aan het onkuise leven van de bekendste maagd uit de geschiedenis. Loshangend haar, licht het eerste hoofdstuk toe, was toentertijd een teken dat het desbetreffende meisje losse zeden had.

Na de foto bespreekt de schrijver via teksten als d’Meisken metten sconen vlechten. en het Antwerps Liedboek van 1544 de rol van meisjes met loshangende haren. Soepel gaat hij over naar andere tijdgebonden schoonheidskenmerken, zoals het “kuiltje in haar kin”. Vorsten en andere hooggeplaatsten lieten zich op schilderijen afbeelden met zo’n puntje, grachtje, dalletje of spleetje in hun kin. Met kwinkslagen, in toegankelijke taal, krijgt de lezer alle informatie voorgeschoteld.

Daarna gaat Pleij door met de vraag “Hoe praat je over de intieme liefdesverrichtingen en de daarbij betrokken lichaamsdelen?” Doe je dat in verhullende termen of recht voor zijn raap? Voor beide methodes is wat te zeggen, zo blijkt. Tenslotte legt hij uit dat alle teksten waaruit hij hier citeert, bedoeld waren als speelteksten die door acteurs of voordragers ten tonele werden gevoerd en zijn we 28 bladzijden verder. En dit is nog maar hoofdstuk 1.

Pf

Kortom: de hoogleraar gaat grondig te werk. Na een paar hoofdstukken doemt de rode draad in het boek op; de strijd tussen de kerk en het volk als het gaat om seks. De kerk ontmoedigde alle andere seksuele handelingen dan strikt voortplantingsgericht. Het volk dacht daar dwarstegengesteld over en bracht seks zoveel mogelijk in de praktijk. Voor de kerk kwam het daarom rond 1490 erg goed uit dat geslachtsziekten toenamen:

“Zo gauw men aan het einde van de vijftiende eeuw geslachtsziekten begonnen te herkennen, werden deze gezien als een gesel van de Heer. Die greep immers telkens in als het uit de hand liep. En deze keer moesten het de onnoembare seksuele dwalingen zijn die zijn toorn gewekt hadden… Tegelijkertijd bleek daaruit dat God maar één keer hoefde toe te schieten met zijn straf, want daarna deed de besmetting haar eigen werk onder begeleiding van de duivel. Soms gingen God en de duivel hand in hand, en niet zelden trad de duivel op als uitvoerder van de goddelijke straffen.”

Pleij wandelt fluitend, links en rechts informatie strooiend, door erotiek in de middeleeuwen, de tekst verluchtend met zijn humoristische schrijfstijl. Op die manier krijgt de lezer veel informatie te verwerken, maar nooit op een drammerige manier. De feiten, fabels en fluwelen gordijnen waarachter zich van alles afspeelt, komen met een kwinkslag. Wel valt op dat door het boek heen, voor verschillende onderwerpen, uit dezelfde basisteksten geciteerd wordt. Dat zal onvermijdelijk zijn maar wekt soms een gevoel van herhaling op. Verder is er niks mis met deze bloemrijke pil, hij is laagdrempelig en een encyclopedie vol wetenswaardigheden. Van harte aan te bevelen voor iedereen die wil weten of de geest altijd al gewillig was, en het vlees inderdaad zwak.

Ook verschenen op Nico’ recensies