"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Oeroeg, Een Begin

Woensdag, 28 oktober, 2009

Geschreven door: Hella S. Haasse
Artikel door: Marleen Louter

een-spiegelend-oppervlak

Toen Hella Haasse in 2004 de Prijs der Nederlandse Letteren ontving, was dat voor de Nederlandse Taalunie en uitgeverij Querido aanleiding om het boek Oeroeg – een begin uit te brengen. De uitgave biedt in meerdere opzichten een nieuwe en verdiepende kijk op het inmiddels klassiek geworden debuut van Haasse.

Het meest in het oog springende onderdeel is het verhaal ‘De tovervogel’ dat Haasse op 15-jarige leeftijd als schoolopstel schreef. De hoofdpersoon, Danoeh, woont samen met zijn familie in de djessa. Op een dag vertelt zijn vader hem over de tovervogels van het Vogeleiland, die een gouden ring om hun hals dragen; als hij zo’n vogel vangt, zal zijn diepste wens in vervulling gaan. Bij toeval ontdekt Danoeh zo’n vogel (hoe is niet duidelijk; er ontbreekt een pagina in het manuscript) en hij wenst een bezoek aan de hoofdstad Batavia, waarvan hij zijn vriendje Ardjoh heeft horen vertellen. De volgende dag wordt hij door een man in een wit pak, een toverwezen, opgehaald om naar Batavia te gaan. Hij kijkt er zijn ogen uit. De man is vriendelijk en gaat op al zijn wensen in: ‘Danoeh begreep nu, dat de perkoetoet-man al zijn wensen wist. Daarom dacht hij maar vlug aan het grote rad, en op het zelfde ogenblik nam de perkoetoet-man hem op de rug en bracht hem daarheen.’ Maar het avontuur eindigt abrupt wanneer Danoeh in het reuzenrad een opmerking maakt over Allah: ‘Het is hier vast even mooi als in het huis van toean Allah (God)!’ roept hij uit. In razende vaart verdwijnen ze in het duister, en Danoeh wordt pas weer wakker op de baleh-baleh van zijn ouders, die zich grote zorgen om hem hebben gemaakt. Het verhaal eindigt vrolijk: ‘In ieder geval was Danoeh nu onder de jongens van zijn leeftijd meer geacht dan zijn vriendje Ardjoh.’

Het verband tussen dit verhaal en Haasses latere debuutnovelle is evident; verschillende elementen die in ‘De tovervogel’ al in de basis aanwezig zijn, komen later in uitgewerkte vorm terug in Oeroeg. Zo is er de fascinatie voor natuur en de onzichtbare magische krachten die zich in die natuur bevinden. En de voorstelling van de stad Batavia, zo groots en overweldigend als in Oeroeg, waarin de verwijdering tussen de hoofdpersoon en Oeroeg juist in die stad begint. Maar het meest opvallend is dat in Danoeh uit ‘De tovervogel’ de latere figuur Oeroeg te herkennen is. Het is veelzeggend voor haar fascinatie dat Haasse op zulke jonge leeftijd niet een verhaal vanuit haar eigen leefwereld schreef, maar vanuit de belevingswereld van de ‘ander’, een inlandse jongen.

Dat komt ook naar voren in het essay ‘Het onbereikbare geboorteland’ van Peter van Zonneveld, dat ook in Oeroeg-een begin is opgenomen. Daarin belicht hij Haasses relatie tot Indië, en de representatie daarvan in haar werk. Hij signaleert dat zij in Oeroeg nog over haar geboorteland schrijft als haar ‘landschap van de ziel’ maar dat zij later beseft, getuige een uitspraak in Zwanen schieten (1997) dat het juist ‘de ontoegankelijkheid van die wereld is geweest, die mij altijd in haar ban gehouden heeft’. Die complexe relatie, het fundamentele onbegrip en de illusie ooit volwaardig deel uit te maken van haar geboorteland Indië, is een belangrijk thema in zowel haar historische romans als in essayistisch en autobiografisch werk, en in Oeroeg zijn de contouren ervan al zichtbaar. Van Zonneveld noemt in dat verband ook het spiegelende wateroppervlak van het kratermeer Telaga Hideung in Oeroeg, dat in dat opzicht volgens Haasse een symbolische betekenis heeft: ‘het is, in de vorm van een verbeelding, een “statement” van heimwee en genegenheid ten aanzien van het land waar ik geboren en opgegroeid ben, en daarachter, daaronder, van een verlangen de donkere helft van mijzelf, de helft in de schaduw, die ik niet ken, te ontraadselen.’

Kookboeken Nieuws

Wie met die kennis in zijn achterhoofd Oeroeg leest, merkt op dat de symboliek van die afspiegeling in de hele novelle terugkomt. Beide vrienden, Oeroeg en de verteller, willen beschouwd worden als iemand anders dan wie ze in werkelijkheid zijn, en in de ander zien zij hun diepste verlangen weerspiegeld. Dat is wat hen lange tijd bindt, maar de onuitgesproken wens en de schaamte daarover overleeft hun vriendschap uiteindelijk niet. Het mysterie blijft, en de novelle eindigt dan ook met een vraag:

‘Is het te laat? Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond waarvan ik niet verplant wil zijn? De tijd zal het leren.’


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Transit

Berichten van het Blauwe Huis

Het tuinhuis

Kleren maken de vrouw

Het woud der verwachting