"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Op zoek naar Ramona

Dinsdag, 21 december, 2021

Geschreven door: Kader Abdolah
Artikel door: Marnix Verplancke

Een rooskleurige kijk op de toekomst

[Interview] Kader Abdolah schreef een boek over het harde Nederland van vandaag en zijn rooskleurige kijk op de toekomst. “Ik heb goed nieuws,” lacht hij, “over honderd jaar is de Hollander van vandaag gereduceerd tot een kleine minderheid, net zoals de inuït in Canada of de aboriginals in Australië. Het wordt dan integreren of opkrassen.”

“Wat wil een mens meer dan de plek vinden waar hij zich thuisvoelt en gelukkig is?” vraagt Kader Abdolah me op retorische wijze. “Alleen is die plek blijkbaar moeilijk te vinden. We zijn naar de maan geweest en binnenkort willen we naar Mars. We blijven maar zoeken. En waarom vinden we niets? Omdat we in feite op zoek zijn naar de plek waar we vandaan komen. We willen niet alleen weten wat er na de Big Bang is gebeurd, maar ook wat ervoor gebeurde. Dat is waar Ayşe, Isayas, Pieter, Ramona en uiteindelijk ook Kader Abdolah naar zoeken, want zoeken naar de plek waar we vandaan komen is uiteindelijk het doel van alle literatuur.”

Ayşe, Isayas, Pieter en Ramona spelen de hoofdrollen in Abdolahs nieuwe roman Op zoek naar Ramona, waarin de Amsterdamse kunstschilder Pieter Rademaker geconfronteerd wordt met een dubbele crisis. Niet alleen merkt hij dat hij artistiek rondjes draait en dringend op zoek moet naar nieuwe inspiratie, met lede ogen moet hij ook zien hoe zijn dochter Ramona op het foute pad belandt. Op een avond brengt ze een schoolvriendin mee naar huis, de Turkse Ayşe. Alleen blijkt dat helemaal geen schoolvriendin te zijn, maar een hoertje van de Wallen dat Ramona probeert te ronselen, wat nog lukt ook. Ramona komt zo in het net van een stel Marokkanen terecht die haar zelfs inzetten als drugkoerier. Contact met haar vader wil Ramona niet meer, maar Pieter probeert haar terug te halen, via Ayşe, die zich op haar beurt makkelijker laat redden dan zijn dochter. En dan is er Isayas nog, de Ethiopische vluchteling die al jaren illegaal in Nederland verblijft en er metalen kunstwerken maakt. Pieter leert hem wat toevallig kennen, maar het klikt, wat voor beiden op artistiek vlak tot een vruchtbare samenwerking leidt.

Op zoek naar Ramona is een roman over een veranderend land bewoond door een veranderende bevolking met veranderende gebruiken. Over de clash tussen bevolkingsgroepen ook en over de niet tegen te houden gang van de geschiedenis die het steeds moeilijker maakt om als mens je plekje te vinden. “Bijna dertig jaar geleden kwam ik als Iraanse vluchteling in Nederland aan,” legt Abdolah uit waarom hij de roman schreef, “Ik kreeg een huis in Zwolle en was de eerste immigrant van de wijk. Onze buren hadden nog nooit een man met zo’n grote zwarte snor gezien, maar ze waren heel open en verwelkomend. Op een dag werd er op de voordeur geklopt. Ik deed open en er stond een jonge vrouw met twee kinderen voor me. Zouden wij jullie vrienden kunnen worden, vroeg ze. Vergelijk dat eens met vandaag. Nederland is fundamenteel veranderd, net als de rest van Europa trouwens. Toen ik hier aankwam werd dit land geregeerd door de geest van de Hollandse koopman. Vandaag heerst er een andere geest. Mensen denken niet meer als dertig jaar geleden. De Nederlandse literatuur was rijp voor een roman die deze veranderingen zou thematiseren en ik vond dat Kader Abdolah de geknipte man was om die roman te schrijven.”

Geschiedenis Magazine

Pieter ligt goed bij de culturele elite van de academies en de musea, maar hij heeft geen enkel besef van wat er buiten zijn atelier gebeurt. Is diversiteit een vreemd begrip in artistieke kringen?

“De voorbije dertig jaar heb ik vooral heel veel gehoord over de dierbare Van Gogh, Rembrandt en Mondriaan. Dat zijn fantastische schilders en ik hou van hun werk, maar wat me tegensteekt is dat het lijkt alsof we het tot het einde der tijden met deze drie zullen moeten stellen. Er moet dringend iets veranderen. In de literatuur is dat besef al langer doorgedrongen, maar de beeldende kunst hinkt wat dit betreft achterop. Die sector is nog heel erg gesloten en heeft geen interesse in wat er van buitenaf komt. En dat geldt niet alleen in Nederland, jullie denken net zo. Is Magritte nu echt nog representatief voor het huidige België? Magritte is fantastisch, maar de wereld is veranderd, man.”

Waarom voert u in uw boek Wim Fijbes op, de directeur van het Rijksmuseum, een duidelijke verwijzing naar de vorige directeur Wim Pijbes?

“Waarom maak je vijanden voor jezelf, bedoel je wellicht (lacht). Met alle respect voor Pijbes, maar mijn Fijbes vertegenwoordigt de oude manier van kijken naar kunst. Hij is populair geworden en doet alsof hij de veranderende wereld snapt, maar hij draagt in feite dezelfde conservatieve smaak van weleer uit. Alleen merkt ook hij dat er iets moet veranderen. Zijn machine is in de zware klei beland en kan niet verder. Dus zoekt hij een manier om aan te knopen bij wat vandaag leeft en die denkt hij in Pieter gevonden te hebben.”

Maar Pieter kijkt nog met de oude blik naar zijn model Ayşe. Gaan wij nog te veel op zoek naar het exotische en het erotische in andere culturen?

“De koloniale attitude is hier misschien wel verdwenen, maar het gif ervan is nog aanwezig in de blik van de westerling. Ook ik zag Ayşe aanvankelijk alleen maar als een hoertje. Door me in haar te gaan verdiepen zag ik echter dat ze ook een cultuur met zich meedroeg, een rijke cultuur, die van de dichter Rumi. Alleen ziet de westerling dat niet. Hij kijkt naar een meisje als Ayşe en ziet alleen maar een hoer. Maar Pieter komt uiteindelijk tot inzicht. Hij wil aan die blik ontsnappen en een Van Gogh van zijn eigen tijd worden.”

Ook al wordt hij door een aantal Marokkaanse columnisten beschuldigd van racisme?

“Ja, en het is best mogelijk dat mij met dit boek hetzelfde lot te wachten staat. Ik zie het zo al staan in de krant: Kader Abdolah heeft zijn ziel verkocht aan de Hollanders om de Marokkanen onderuit te halen. Maar zo is het niet. Ik toon alleen de waarheid van onze tijd. Marokkanen zijn heel aanwezig in onze samenleving en wat ze doen mag duidelijk gezegd worden, zowel het positieve als het negatieve, net zoals we dat met de witte Nederlanders doen. Pieter wordt in elkaar geslagen omdat hij de waarheid toont. Dat gebeurt en ik beschrijf het. Het is ongepast om lief te zijn over iets wat die aanpak niet verdient. Kijk, ik ben geen Nederlander. Ik ben een Perzische schrijver die verrijkt is door de Nederlandse cultuur. Ik hou van dit land, maar omdat mijn kinderen en kleinkinderen hier hun hele leven zullen wonen, mag ik er ook mijn mening over geven.”

En die is niet mals?

“Hoe ik die Marokkanen beschrijf is gewoon de realiteit. Zij zitten in de prostitutie- en drugswereld en ik heb ook zelf harde klappen van hen gekregen. Maar zo zit onze samenleving vandaag nu eenmaal in elkaar. Ze proberen via die harde klappen hun plek te vinden op deze wereld. Ook zij zijn zoekende. Alleen zoeken ze op een nogal brutale manier, door harde klappen uit te delen dus, en door het ene na het andere meisje te gebruiken en weg te gooien en hun identiteit daaraan op te hangen. Schrijvers moeten dat durven tonen. We moeten het woord niet alleen aan Geert Wilders overlaten. Hij gebruikt dat immers louter om politiek doelen te bereiken. Terwijl de literatuur iets kan tonen zonder daarbij meteen politieke doelen te hebben. Kader Abdolah heeft de maatschappij alleen maar een spiegel voorgehouden. Of mensen die wil kapotslaan of iets aan zichzelf willen veranderen moeten zij zelf maar uitmaken.”

Ramona is nu bij mij,” schrijft u in het begin van het boek, “ze is veilig en gelukkig.” En in het dankwoord zegt u dat uw vrouw de pijn van de moeder van Ramona deelt. Die Ramona lijkt wel heel erg levensecht, denk ik dan.

“Ik weet dat u als journalist graag de literatuur wil simplificeren tot autobiografie, maar dat antwoord krijgt u niet van mij. Ik zeg alleen dat ik in elkaar geslagen moest worden om die pijn aan Pieter Rademaker te kunnen geven. Ik ben niet de schrijver van dit boek. Dat is Kader Abdolah. In mijn paspoort staat een andere naam, Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani. Maar wat ik wel kan zeggen is dat ik alles wat in dit boek staat zelf heb meegemaakt. Ik heb elk pad van dit boek bewandeld, want anders kon Kader Abdolah het niet schrijven. Ik heb de zorgen van Pieter Rademaker gehad. Ik heb de levensloop van Pieter Rademaker beleefd. Ik weet nog goed hoe ik Ramona probeerde te bereiken en door de buitenwippers van een discotheek in elkaar werd geslagen. Ik herinner me die pijn en besef dat ik die ervaring nodig had om dit boek te kunnen schrijven. Misschien verlangde ik er ook wel naar.”

En was het ook een verlangen naar de verlichting van de pijn, naar een tijd waarin de Ramona’s van deze wereld niet langer misbruikt zullen worden?

“Die tijd komt. Het duurt misschien nog wel meer dan honderd jaar en moeten er tien generaties overheen gaan voor het nieuwe Nederland een feit is, maar het komt. De pan staat op het vuur. Ik heb dus goed nieuws: over honderd jaar schiet er niets meer over van die pure Hollandse mens. Die wordt een kleine minderheid, net zoals de inuït in Canada of de aboriginals in Australië. Er komt een nieuwe Hollander aan, en die is niet zo wit meer. Dat is nu eenmaal de gang van de geschiedenis.”

Kan u begrijpen dat sommige van die oude Hollanders een beetje bang worden wanneer u dit zegt?

“Je mag best bang zijn, maar over honderd jaar ben je al lang dood. Je kunt voor mijn part je angst meenemen in je graf, want die sterft samen met jou. Hij zal verdwijnen tussen de plooien van de tijd. Ik wil nog eens terugkeren naar Van Gogh. Wat heeft die man niet allemaal meegemaakt en gevoeld? En wat herinneren we ons nog over hem? Zijn zonnebloemen en aardappeleters! (lacht hard) Er is vandaag inderdaad veel angst. Dat is jammer voor de angstigen. Ze zouden beter genieten van het leven, want de loop van de geschiedenis kunnen ze toch niet veranderen. Over honderd jaar wordt Nederland bewoond voor een nieuwe mens die gemaakt is uit een mengeling van Marokkanen, Turken, Iraniërs, Nederlanders en Chinezen, en die heel hard zal lachen met de boeken van Kader Abdolah. Ik geniet van het vooruitzicht. Ik werd door die Marokkaan in elkaar geslagen en bij iedere klap die ik kreeg dacht ik: mooi, dit is helemaal mooi, want dit levert een fantastische passage op in mijn boek.”

U beschrijft in uw boek hoe de derde generatie migranten opeens teruggrijpt naar de Koran en fundamentalistisch dreigt te worden. Gooit dat geen roet in uw toekomstvisie?

“Nee, want het huidige succes van het fundamentalisme bewijst alleen mijn stelling dat iedereen op zoek is. Dit fundamentalisme zal dus wel weer overwaaien. De eerste generatie migranten uit Turkije en Marokko droeg een hemd en een das, en olijfolie in het haar. De tweede generatie stapte daarvan af en probeerde moeizaam haar weg te zoeken in de Nederlandse samenleving. De derde generatie heeft de pijn van haar vaders en grootvaders gevoeld en probeert die toe te dekken met een sluier. Hoe de volgende generaties zullen reageren weten we niet. Zij zijn op zoek naar hun plek. We moeten ons geen zorgen maken. Via mijn gezin heb ik contact met veel van die gesluierde Marokkaanse en Turkse meisjes en vrouwen, en ik kan je verzekeren dat ze fantastisch en bijzonder zijn. Ik ben benieuwd wat hun kinderen en kleinkinderen gaan doen, maar bang ben ik niet. De AIVD, de Nederlandse geheime dienst, heeft alles onder controle en wie een beetje scheef loopt wordt opgepakt. Nederland is mooi. Ik woon vlakbij Den Haag. Dertig jaar geleden was dat een witte stad. Er liep geen enkele gesluierde vrouw. Alleen de koningin deed boodschappen in de Bijenkorf, kreeg je de indruk. Vergelijk dat eens met vandaag. Je ziet overal gesluierde vrouwen, ook in de Bijenkorf.”

Beschrijft u het niet wat te rooskleurig? Er is toch ook veel segregatie. In uw roman vraagt Pieter een vrouw de weg naar een bepaald adres. “Zie je dat grote flatgebouw achter de supermarkt,” vraagt de vrouw, “daar is het. Daar wonen alleen Turken, het lijkt wel klein Turkije.

“Die vrouw zegt dat met enige neerbuigendheid in de stem, en ze heeft gelijk. Alleen wordt de geschiedenis niet geschreven door degenen die gelijk hebben, maar wel door de duizenden die per boot of te voet Europa binnenstromen en honderden lokale mensen verdringen. Zij willen niet per se naar hier komen, maar zij worden gedreven door een externe dynamiek. Ik begrijp dus de frustratie en de pijn van die vrouw, maar er valt helaas niets aan te doen. We kunnen haar niet helpen. Die vrouw moet eruit. Zij moet haar wijk verlaten. Dat is de verandering waar ik het over heb. Die vrouw ergert er zich aan dat haar werk door Marokkanen ingepalmd is, maar niemand kan iets voor haar doen, ook minister-president Rutte niet. Wanneer ze te rade gaat bij de burgemeester zegt hij dat ze met die mensen moet leren omgaan of dat ze kan verhuizen. Een andere keuze is er niet. En zelfs dat is geen echte keuze, want het is overal zo. Je moet je aanpassen, veranderen, integreren dus. Dat is de toekomst van de oude, witte Hollander, die moet integreren. Hij moet leren genieten van de Turkse cultuur en boodschappen doen in de Turkse supermarkt, waar je voor geen geld lekkere dadels kunt kopen. En zo zal hij kennismaken met nieuwe smaken, nieuwe geluiden en nieuwe overlast.”

Hij is de verliezer van de geschiedenis?

“Als hij niet geniet van de verandering wel, ja. Ik weet het, voor velen zal dit hard om horen zijn, maar geniet ervan dat je land, je cultuur en je taal aan het veranderen zijn, of je bent een loser.”

Bent u een ander mens geworden door wat Ramona is overkomen en door het boek dat u erover schreef?

“Uiteraard, maar ik put er ook nieuwe energie uit. Ik voel dat ik gegroeid ben. Ik heb veel bijgeleerd. Pieter Rademaker is uiteindelijk een veelzijdiger en beter kunstenaar geworden en ik hoop dat dit ook voor mij geldt. Hij is blij omdat hij dacht dat het afgelopen was met hem en dat geldt ook voor Kader Abdolah. De verandering van dit land heeft me verrijkt. Als vader en als man hebben deze gebeurtenissen me pijn en verdriet gedaan en hebben ze me finaal onderuit gehaald, maar als schrijver hebben ze me verrijkt. Wie thuisblijft verandert niet. Wie weggaat wel, want die wordt geconfronteerd met pijn, verdriet, genot en geluk.”

U heeft altijd gezegd dat u ooit wil terugkeren naar Iran. Bent u dat nog steeds van plan?

“Misschien is het niet toevallig dat Isayas op het einde van mijn boek terugkeert naar huis. Voor een kunstenaar is weggaan absoluut noodzakelijk. Anders kan hij zichzelf niet ontwikkelen. Hij zal nooit volledig zijn. Wie weggaat ontmoet zichzelf. Hij groeit en groeit, tot hij een top bereikt en zichzelf begint te herhalen. Hij evolueert niet langer. En dan moet hij terugkeren naar de plek waar hij vandaan komt. Dat is mijn droom. Ik schrijf dag en nacht om ooit terug te kunnen keren naar de plek waar ik vandaan kom. Net als alle mensen dus, naar wat er voor de Big Bang gebeurde, daar waar mijn dode vader en mijn demente moeder wachten en waar ik, precies door weggeweest te zijn, een beter kunstenaar zal kunnen worden.”

Eerder verschenen op De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Papegaai vloog over de IJssel

Rode wijn en andere verhalen