"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Opboksen tegen het inerte

Maandag, 10 november, 2014

Geschreven door: Paul Moyaert
Artikel door: Marjan Slob

Pure obstructie

Het mensbeeld in onze contreien is bezet door het machtige economische denken, dat alles ziet in termen van eigenbelang en lustbevrediging. Het hele mensbeeld? Nee, ergens in Vlaanderen biedt een kleine gemeenschap moedig weerstand … de gemeenschap van psychoanalytische denkers, met de tengere filosoof Paul Moyaert als een van de voormannen.

In zijn nieuwste boek buigt Moyaert zich over de doodsdrift, dat raadselachtige en duistere fenomeen dat Freud opvoerde om te kunnen duiden wat hij om zich heen waarnam. Eerst roept Moyaert in herinnering dat Freud vooral een biologisch denker is. Freud redeneert steevast en consequent vanuit het lichaam. Hij concludeert dat er in ons organisme een drift woedt, de libido, die ons tot handelen aanzet – niet zozeer om een doel te bereiken, maar om ons te verlossen van de druk die zich steeds opnieuw in ons opbouwt. Die verlossing voelt als bevrediging.

Freud ziet dus lichamen die naar bevrediging snakken, en daar alles voor doen. Tot zover lijkt het veel op het mensbeeld dat de economen ons voorschotelen. Maar wat Freud meemaakt in zijn spreekkamer, dwingt hem om zijn eigen theorie bij te stellen. Hij moet constateren dat mensen niet steeds maar hun belang najagen. Wij hebben óók de neiging om terug te keren naar wat ons pijn doet. Krabben korstjes steeds weer open. Blijven in onze rouw hangen. Weigeren soms botweg te willen. Om dergelijke verschijnselen te vangen, introduceert Freud de term doodsdrift.

Het vertrekpunt voor het denken van Freud over de doodsdrift is ‘de vaststelling dat het organisme pijnlijke zaken herhaalt’, stelt Moyaert. De kale vraag wordt nu: waarom doen we dat? Als we louter gedreven werden door genot en eigenbelang, zou je dan niet verwachten dat we daar zo snel mogelijk van weg vluchten?

Boekenkrant

De psychoanalyse schetst een beeld waarin mensen van meet af aan in conflict zijn met zichzelf. Wij passen niet helemaal lekker in ons eigen bestaan. Er is die libido, die ons voort doet hollen. En er is de doodsdrift: dat zware, stroperige gevoel in ons dat zich verzet tegen verandering. Doodsdrift is een kracht ‘die geen lawaai maakt’, zoals Moyaert mooi zegt. Doodsdrift is pure obstructie. Iets in ons wil niet meedoen, iets in ons pleegt stom en hardnekkig verzet tegen dat leven dat in ons doordendert.

Die gerichtheid op behoud, op blijven waar je bent, is de dood in het leven. Alles wat leeft, verandert nu eenmaal. Maar door te veranderen, verlies je jezelf ook. In die situatie zitten we: of we nu hollen of stilstaan, we kunnen gewoon niet winnen. We worden verscheurd door tegenstrijdige driften die zich niet bekommeren om ons welzijn. Zo is ons bestaan.

Als therapie zit de psychoanalyse in het verdomhoekje, en ook als wetenschappelijke theorie heeft ze veel van haar status verloren. Haar blijvende belang schuilt erin dat ze het vreemde, ongrijpbare en ongelukkige van de menselijke conditie niet wegpoetst, maar er juist woorden voor zoekt. Het contrast met het blije-ei-mensbeeld van de economie en de zelfmanagementpsychologie kon niet groter zijn.

Door aandacht te vragen voor de doodsdrift, snijdt Moyaert een belangrijk thema aan. Voor Moyart is Freud echter geen opstapje naar boeiende thematiek; Freud is de thematiek. Dat betekent: veel jargon, veel interne scherpte – en weinig voorbeelden, weinig woorden over de relevantie van dit alles voor niet-freudianen. Ik vind dat jammer. Maar tegelijk ben ik blij dat er iemand is die zegt, ‘rare jongens, die blijmoedige psychologen’, en dapper volhoudt in het bestuderen van de pure hartstocht waarmee wij mensen soms ook weigeren mee te doen.

Verscheen in de Volkskrant


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.