"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over de liefde

Dinsdag, 1 april, 2008

Geschreven door: Doeschka Meijsing
Artikel door: Dinie Schoorlemmer

Over de liefde en de Hoge Raad

Waarom zou je een boek lezen over de liefdesdrama’s van een ander? De meeste lezers hebben genoeg aan hun eigen sores op dit gebied. En als de perikelen zich afspelen binnen de Amsterdamse grachtengordel lijkt het leesgenoegen voor ieder die daar niet toe behoort, op zijn minst twijfelachtig. Maar het wordt anders als het verhaal uitstijgt boven het particuliere en daarbij zo prachtig en beeldend wordt verteld dat het op eigen kracht de aandacht van de lezer wint en vasthoudt. Over de liefde van Doeschka Meijsing is zo’n boek.

Hoofdpersoon en verteller is Pip, een intellectuele vrouw die totaal van slag is sinds ze door haar partner Jula is verlaten. Het is aanleiding voor een diepgaand onderzoek naar vorige liefdes. De eerste overkwam haar als twaalfjarige toen ze totaal gebiologeerd raakte door de gymnastieklerares, Burrie van der Meer.

‘Verliefd? Ik? Ik wist nog nauwelijks wat verliefdheid was in die jaren en het was bovendien iets wat je op een jongen was, niet op een getrouwde vrouw met afstandsbediening.’

Toen het tot haar doordrong wilde ze uit schaamte onmiddellijk wegkruipen voor deze ‘hemel en aarde omvattende verliefdheid […] gedoemd tot niets, maar niet zonder eeuwigdurende merktekens’.

Boekenkrant

In haar volwassen leven kent Pip drie relaties. Over de eerste horen we weinig, maar met de tweede, Maret, beleefde ze de vijf gelukkigste jaren van haar leven. Ze hoefde Maret alleen te delen met de schone kunsten en daar hield ze zelf ook van. De verhouding met Jula heeft het langst standgehouden: ze pasten bij elkaar, denkt Pip; ze verschilden van elkaar in de ‘juiste, gouden verhouding’, met als resultaat dat ze elkaar nooit verveelden.

Jula heeft haar verlaten voor een oudere man, van wie ze een kind verwacht. Dat doet zeer. Bovendien was iedereen in haar omgeving op de hoogte van Jula’s bedrog, behalve Pip zelf. Haar werd niets verteld en Pip besluit zich terug te trekken nu ze zich in haar eigen leven in haar hemd voelt staan. Jason, haar beste vriend, is de enige die het isolement doorbreekt.

Wanneer Pip door een verkeersongeluk met een schedelbasisfractuur in het ziekenhuis belandt, ontwaart ze in het schemergebied waarin ze na de operatie wordt gehouden, op een gegeven moment haar broers ‘die gedrieën naast elkaar op een stoeltje zaten alsof ze de Hoge Raad vormden’. Vervolgens worden deze broers voorgesteld met zoveel ironische distantie, humor, liefde en intelligent gemopper dat je blij mag zijn in het tweede deel opnieuw in hun gezelschap te verkeren wanneer ze gevieren afreizen naar hun oude vakantiehuis aan het Lago Maggiore om daar een, vermoedelijk, door hun overleden vader verborgen kunstschat op te sporen. De manier waarop ze op deze besloten plek gezamenlijk kwartier maken, met Pip die iedereen voorziet van eieren met spek en de broers die hete koffie drinken en daarbij ‘krachtig over de tafel hangen’: met elke gebeurtenis wordt in détail het portret getekend van een gezin dat je langzaam maar zeker in je hart sluit.

In het derde deel wordt de toedracht duidelijk van het ongeluk en dan blijkt dat Pips vroegere gymjuf eveneens tot de verkeersslachtoffers behoorde. Burrie Vermeer zoekt contact met Pip en vertelt haar het verhaal van haar eigen ‘geheime’ liefde voor een commandant in het Japanse interneringskamp. Ook Burrie was twaalf en omdat ze niemand durfde te vertellen verliefd te zijn op de vijand, werd ze verteerd door schaamte. Want behalve over de liefde, gaat dit boek over de schaamte.
Tot zover het verhaal dat een prachtig einde heeft en waarin ondanks de tragiek van de eenzaamheid er veel te lachen valt.

Er is een tweede laag in het boek die doet denken aan Montaigne’s essay Over de vriendschapwaarin ook hij eigen ervaringen onderzocht. Zo vraagt Meijsing zich af waar het bij heteroseksuele liefde om gaat en wat homoseksuele liefde eraan toe- of afdoet. Burrie en Pip deelden een platonische, maar desondanks ‘allesverorberende’ jeugdliefde, die geheim moest blijven omdat er een taboe op rustte. Dat tabóé veroorzaakte de schaamte en niet de verliefdheid, of het nu een homo- of heterogerichte jeugdliefde was.

Maar Jula heeft geen last van taboes. Dat kan niet de reden zijn dat ze plotseling hetero is geworden. Aan Jason vertelt Pip over het begin van hun relatie: ‘Ze baltste maar om me heen’ en ook Jason heeft het over baltsen wanneer hij vertelt wat er in hem omgaat als hij een vrouw wil veroveren en dat brengt Pip tot de bittere overpeinzing dat Darwin gelijk heeft. In het licht van de evolutie is de zorg voor nageslacht de ultieme drijfveer in het menselijk handelen. Jula’s gedrag zal zijn bepaald door haar kinderwens. De getrouwde homovriendinnen hebben bijna allemaal een kind. In het kader van de gelijkberechtiging is Pip voor het homohuwelijk, maar ze kritiseert hoe gemakkelijk zulke stellen weer uit elkaar gaan en het hengelen naar de juiste genen zodra ‘de kinderwens oplaait’ kan evenmin rekenen op haar instemming.

Hiermee formuleert Meijsing geen populaire standpunten maar stevige kritiek op
de praktijk van het lesbische bestaan in genoemd milieu. Zodoende heeft ze met haar twaalfde en tevens meest autobiografische roman niet alleen een hele mooie maar ook een moedige roman geschreven.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

100% chemie

Hoe verliefd is de lezer