"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over de mens

Zondag, 15 maart, 2020

Geschreven door: Roger Scruton
Artikel door: Frans Jacobs

Een tegendraadse denker

Roger Scruton staat bekend als de conservatieve denker die de vossenjacht aanprijst, maar hij heeft over nog veel meer onderwerpen geschreven. In Over de mens komen diverse lijnen bijeen.

[Recensie] Dit boek is een bewerking van enige lezingen die Scruton in Princeton heeft gehouden. Hij zegt er zelf van dat ze niet meer zijn dan een samenvatting van ideeën die hij elders grondiger heeft uitgewerkt. Inderdaad wordt de lezer regelmatig met raadsels opgescheept. Toch blijft er genoeg stof over ter overdenking.

De mens

Over de mens is een nogal vrije vertaling van On Human Nature. Scruton heeft voor die menselijke natuur gekozen omdat hij in zijn eerste hoofdstuk de mens afschildert als behorend tot het dierenrijk, hoezeer die zich ook daarboven verheft. Volgens de vertaling gaat dat eerste hoofdstuk (van de vier) over ‘de mensheid’, terwijl het vermoedelijke ‘humanity’ beter met ‘mens-zijn’ kan worden vertaald. Dit laat al meteen zien dat de vertaling te wensen overlaat. Vaak is het Nederlands uiterst moeizaam, vooral doordat Engelse zinsconstructies letterlijk worden overgenomen. Een raar klinkende zin wordt soms opeens duidelijk wanneer je hem terug probeert te vertalen naar het Engels.

Boekenkrant

Hoe verheft de menselijke persoon zich volgens dat eerste hoofdstuk boven het dierenrijk? Scruton schrikt er niet voor terug om hiervoor de uit de wetenschappen bekende term ‘emergentie’ te gebruiken. Op een zeker moment was de complexiteit van dierlijk leven zozeer toegenomen dat kwantiteit omsloeg in kwaliteit. Sindsdien is het typisch persoonlijke van mensen niet meer herleidbaar tot zijn biologische genealogie en moet het uitwendig ‘verklaren’ van een organisme veranderen in een ‘verstaan’ van een wezen dat zich tegenover anderen en tegenover zichzelf tracht te verantwoorden. Het domein van de ‘oorzaken’ maakt plaats voor dat van de ‘redenen’. Scrutons uitleg van die emergentie is fraai. Hij verduidelijkt het begrip met behulp van een schilderij dat door mensen niet slechts wordt gezien als een van kleuren verf voorzien canvas, maar als een gezicht met emoties en verlangens. Deze betekenis is enerzijds geheel verkleefd met het canvas in kwestie, terwijl ze er anderzijds uit emergeert. Zo verhoudt zich ook de menselijke persoon tot zijn biologische lichaam.

Interpersoonlijke relaties

In het tweede hoofdstuk laat Scruton zien dat het artificieel is om een mens vooral te beschouwen als een individuele persoon die uit het dierenrijk voortkomt. Wil je begrijpen wat mensen beweegt, dan moet je erkennen dat ze van meet af aan thuishoren in een web van interpersoonlijke relaties, voor de analyse waarvan Scruton een beroep doet op de Ik-Jij-relatie van Buber en op de dialectiek van de erkenning van Hegel. Dit is allemaal tamelijk overtuigend.

De moraal

Het derde hoofdstuk, over het morele leven, verbindt aan het interpersoonlijke karakter van de mens een ethiek van de aansprakelijkheid. Scruton erkent dat hij zich goed kan vinden in de hoofdlijnen van Kants deontologie, al legt hij andere accenten door de moraal niet te funderen in Kants autonomie maar in interpersoonlijke verhoudingen. Hij steekt niet onder stoelen of banken dat hij de smoor heeft aan de ‘morele rekenkunde’ van het consequentialisme. Volgens mij laat Scruton zich hier op sleeptouw nemen doordat hij zich stelselmatig beperkt tot een ethiek van kleine verbanden, maar wanneer je bijvoorbeeld aan milieu-ethiek doet, ontkom je niet aan enige rekenkunde.

Heilige verplichtingen

In het vierde en laatste hoofdstuk (Heilige verplichtingen) neemt Scruton afstand van het contractualisme, dat te weinig oog heeft voor het gegeven dat mensen belichaamde wezens zijn en dat ze gehoor geven aan allerlei plichten die niet voortkomen uit (impliciete) afspraken. Veel plichten kunnen alleen gethematiseerd worden als je de overtreding ervan beschouwt als ‘bevuiling’ en ‘ontheiliging’. Zo gaat het verbod op incest terug op een taboe, het respecteren waarvan een vorm is van vroomheid die terugdeinst voor iets heiligs. (Deze gedachten liggen ook ten grondslag aan Scrutons veel meer uitgewerkte Sexual Desire uit 1986.) Scruton kan begrijpen dat mensen die hiervoor gevoelig zijn de wereld zien als een gift die hun door een transcendent wezen is geschonken.

Dit boek biedt al met al een inkijkje in het denken van Scruton. Maar meer ook niet, daarvoor is het te onuitgewerkt en het is bovendien matig vertaald.

Eerder verschenen in iFilosofie