"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over drogredenen

Zondag, 3 februari, 2019

Geschreven door: Aristoteles
Artikel door: Rijkert Knoppers

Aristoteles en zijn drogredenen

[Recensie] Wie de term ‘drogreden’ op internet zoekt, ziet al snel zo’n 300.000 hits aan zich voorbijgaan. Na het raadplegen van een aantal relevante websites is het al snel duidelijk dat het geen eenvoudig begrip is. De verschillende definities die op dit gebied in omloop zijn spreken al boekdelen. Gaat het bij een drogreden bijvoorbeeld om een cirkelredenering, een vals dilemma of om een onjuiste oorzaak-gevolg relatie? De Griekse wijsgeer Aristoteles (384 -322 v. Chr.) heeft de eer dat hij, hoogstwaarschijnlijk als eerste, een uitvoerige tekst geschreven heeft waarin hij alle aspecten rond het begrip drogreden behandelde. Daarmee is niet gezegd dat hier een erg eenvoudig te begrijpen leidraad uit voort is gekomen, waarin je stap voor stap het wezen van de drogreden leert kennen. Het tegendeel is eerder waar!

Om te beginnen houdt Aristoteles erg van opsommingen. Dat begint al in het eerste hoofdstuk, waarin hij duidelijk maakt dat er vier domeinen van redeneringen bestaan: didactisch, dialectisch, kritisch toetsende en polemische. Wat het nut van deze vierdeling is, blijft duister, vervolgens stapt de auteur zonder nadere toelichting een zijweg in: “Laten we het nu hebben over wedijverende en polemische redeneringen.”
In het volgende hoofdstuk krijgt de lezer een nieuwe indeling, namelijk met betrekking tot de vijf doeleinden die met redeneringen wedijveren: weerlegging, onjuistheid, onaanvaardbaarheid, taalfout en het laten bazelen van de discussiepartner. Bekijken we het eerste begrip, dan blijken er twee manieren van weerleggen te zijn, al of niet afhankelijk van de formulering. Vervolgens concludeert Aristoteles dat er zes middelen zijn om de schijn van weerlegging te wekken door de formulering, namelijk homonymie, amfibolie, woordcombinatie, woordscheiding accent en taalvorm. Verderop gaat hij nog een stapje de diepte in door te stellen dat er drie soorten weerleggingen zijn die berusten op homonymie en amfibolie. Bent u daar nog?

De daarop volgende hoofdstukken zijn wat helderder, al springt de schrijver regelmatig van de hak op de tak. Opeens behandelt Aristoteles bijvoorbeeld de uitdrukking ‘het dubbele’: “Als (…) ‘het dubbele’ hetzelfde is als ‘het dubbele van de helft’, dan zal, als het dubbele het dubbele van de helft is, het het dubbele van de helft van de helft zijn. En als dan nog een keer ‘het dubbele’ door ‘het dubbele van de helft’ wordt vervangen, zal het driemaal worden gezegd: het dubbele van de helft van de helft van de helft.” Zou dit een illustratie van het begrip ‘bazelen’ zijn?

Gelukkig is er een uitgebreide inleiding die veel goed maakt. Weliswaar wat stroef geschreven, met veelvuldig lelijk passief taalgebruik (‘worden’, ‘men’), maar de twee vertalers Pieter Sjoerd Hasper en Erik Krabbe, die beiden gedurende een zekere periode tegelijkertijd verbonden waren aan de Faculteit Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Groningen, bieden veel duidelijkheid. Ze beschrijven in ongeveer vijftig pagina’s onder meer de historische context waarin Aristoteles tot zijn argumentatieleer is gekomen en ze geven nadere uitleg over Aristoteles’ theorie van de drogreden. De diverse concrete voorbeelden werken in dit opzicht verhelderend. Laten we hopen dat er nu een filosoof of andere deskundige is, die dit boek van Aristoteles als uitgangspunt neemt om het begrip drogreden te populariseren, zodanig dat zelfs lezers, die geen klassieke opleiding achter de rug hebben, zich toch goed in dit onderwerp kunnen verdiepen.

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: