"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over strategisch denken

Zondag, 17 juni, 2018

Geschreven door: John Lewis Gaddis
Artikel door: Marnix Verplancke

Te wapen!

Oorlog voeren is het afwegen van je onbegrensde aspiraties tegen je begrensde capaciteiten, aldus de Amerikaanse strategische denker John Lewis Gaddis. In een meesterlijk boek dat 2500 jaar militaire geschiedenis overspant illustreert hij zijn stelling.

[Recensie] 480 v. Chr. Aan de Hellespont verzamelde de Perzische koning Xerxes een immens leger om Griekenland binnen te vallen. Anderhalf miljoen soldaten, schreef Herodotos later, wat wellicht een factor tien overdreven was, maar zelfs dat was voor die tijd werkelijk overdonderend. Xerxes had de 1600 meter brede Hellespont laten overbruggen zodat zijn leger Griekenland gewoon kon binnenmarcheren en ook zijn volledige zeemacht was bij de invasie betrokken. Een fluitje van een cent, dacht Xerxes genoegzaam, tot zijn adviseur Artabanus heel onderdanig opmerkte dat er wellicht storm op komst was. De schepen zouden daardoor op de rotsen geworpen kunnen worden en breken, fluisterde de spelbederver zijn koning in, waarna hij er nog aan toevoegde dat zo’n immens landleger tijdens zijn optocht gevoed diende te worden en het dorre Griekse landschap die voeding nooit kon opleveren. Xerxes lachte, stuurde Artabanus naar huis en viel aan.

Dat de opmerkingen van de adviseur terecht waren en Xerxes’ leger een smadelijke nederlaag leed, kunnen we niet alleen bij Herodotus lezen, maar ook in Aeschylus’ tragedie De Perzen, waarin Darius de volgende waarschuwende woorden spreekt: “Wie sterfelijk is, moet niet te veel pretenties hebben.”

John Lewis Gaddis haalt Xerxes en zijn mislukte aanval tegen de Grieken aan in Over strategisch denken, dat de lezer aan de hand van tweeënhalf millennium geschiedenis een beeld wil bieden van goede en slechte militaire beslissingen en de gedachtegang erachter. Gaddis, die eerder al heel wat vermaarde boeken schreef over de Koude Oorlog, doceert al vier decennia over dit onderwerp aan verschillende Amerikaanse militaire academies en Yale University. Als er één man is die weet waarover hij het heeft, zal hij het dus wel zijn. En het is simpel, aldus Gaddis, het heeft alles te maken met een egel en een vos, zoals de dichter Archilochus van Paros een paar eeuwen voor Xerxes al formuleerde: “De vos weet veel zaken, maar de egel weet één grote zaak.”

Boekenkrant

Er zijn twee soorten mensen, egels en vossen. Xerxes was bijvoorbeeld een egel. Hij wist wat zijn doel was en hij ging ervoor. Hij wist één zaak. Artabanus was daarentegen een vos, die alles netjes overdacht, de voor- en nadelen op een rijtje zette en de gevaren in kaart bracht. Hij wist veel zaken. In talkshows zijn egels gegeerde gasten omdat zij een uitgesproken mening verkondigen en daaraan vasthouden. Vossen daarentegen zijn te genuanceerd om veel animo op te wekken. Daar schiet je geen donder mee op, denkt de presentator dan, waar Xerxes hem dus in bijtrad. Vandaar dat hij zijn raadgever de laan uitstuurde. En daar had hij volgens Gaddis ook gelijk in, net als Artabanus gelijk had trouwens. Wie tot in het oneindige blijft prakkezeren doet immers uiteindelijk niets, en daar heb je op het slagveld natuurlijk ook geen donder aan. Nee, een goed strateeg is iemand die vos en egel tegelijkertijd is. Of zoals de voormalige Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld zei: “In een oorlog heb je bekende bekenden, onbekende bekenden, bekende onbekenden en onbekende onbekenden. Het zijn vooral die laatste die beslissen lastig maken, maar uiteindelijk moet je het wel doen.”

Een masterclass over Herodotus, Sun Tzu, Von Clausewitz en andere grote strategen, luidt de ondertitel van Gaddis’ boek. Verwacht echter geen academisch werk dat tot ten treure ingaat op alle mogelijke oorlogsstrategieën van deze denkers. Nee, Over strategisch denken bevat negen essays die focussen op evenveel historische casussen die in feite steeds opnieuw het gelijk van Archilochus van Paros bewijzen. Al formuleert Gaddis dit voor het gemak wel anders, zonder die egel en die vos: “Grand strategy is het op één lijn brengen van in potentie onbegrensde aspiraties en noodzakelijkerwijs beperkte capaciteiten.” De tering naar de nering zetten dus, zoals ons grootmoeder gezegd zou hebben, een kwestie van gezond verstand. Xerxes gebruikte dat gezond verstand niet toen hij zijn hand overspeelde aan de Hellespont, net zomin als Napoleon en Hitler er oog voor hadden tijdens hun Russische veldtocht.

Als strateeg je gezond verstand gebruiken betekent volgend Gaddis ook dat je naar het verleden kijkt en daar lessen uit trekt, steeds in het besef dat de geschiedenis zich natuurlijk nooit herhaalt. Een van de grote kwesties waarmee Amerika blijft worstelen is bijvoorbeeld de vraag wat het land in Vietnam te zoeken had. Waarom moesten daar uiteindelijk 58.213 Amerikanen sneuvelen? Gaddis legt dit uit aan de hand van de Peloponnesische Oorlog die Sparta en Athene uitvochten tussen 431 en 403 v. Chr. en die uiteindelijk tot een grandioze Atheense nederlaag leidde op Cyprus, zo’n 1300 kilometer verderop. Je moet een oorlog altijd in zijn context bekijken, toont Gaddis. Vietnam was slecht één plek waar de Koude Oorlog werd uitgevochten. Alles hing samen en Amerika vreesde dat wanneer de communisten daar zouden winnen dat een eerste domino zou zijn in een lange reeks. Soms is een oorlog dus veel meer dan een oorlog.

Het meest tot de verbeelding sprekende hoofdstuk uit Over strategisch denken is ongetwijfeld dat waarin Filips II van Spanje de degens kruist met Elizabeth I van Engeland, een conflict dat jaren in woorden en in 1588 ook op zee uitgevochten werd. Het was een beetje een David-en-Goliathstrijd. Filips heerste over de halve wereld, zeker nadat hij ook Portugal en zijn kolonies had ingelijfd, terwijl Elizabeth alleen een Engeland had dat gespleten werd door heel veel religieus gekrakeel. Aan deze twee koningen koppelt Gaddis twee denkers: Augustinus en Machiavelli. De eerste had een idealistische kijk op oorlog en streefde een stad Gods na, terwijl de tweede een utilitarist was die proportionaliteit predikte en zijn ideale vorst opdroeg alles te doen wat nodig, maar ook niet meer.

Bij zijn kroning beloofde Filips trouw aan God. Elizabeth beloofde haar onderdanen dat ze alles zou doen wat ze kon om hen een beter leven te bezorgen. Of zoals Gaddis schrijft: “De koning kijkt naar de hemel en aanbidt. De koningin staat met beide voeten op de grond en rekent.” Dat Elizabeth nooit bankroet is gegaan en Filips regelmatig, zegt genoeg. Filips lag op zijn knieën voor de paus. Elizabeth ging ook wel eens naar de kerk, maar wanneer de priester iets zei dat haar niet aanstond onderbrak ze zijn preek om hem eens flink haar mening te zeggen. En wanneer ze het echt te gortig vond, stapte ze gewoon op. Elizabeth was wispelturig, onberekenbaar en eigenzinnig. Uiteindelijk legde ze maar aan één iemand verantwoording af, aan zichzelf.

En dat gaf haar een brede, spitse kijk op de zaak. Net als Archilochus van Paros hanteerde Machiavelli graag dierensymboliek. Hij gaf zijn vorst de raad zowel leeuw als vos te zijn, de eerste om de wolven de baas te kunnen en de tweede om de valstrikken te ontlopen. Elizabeth was leeuw, vos en vrouw, waardoor ze die louter imposante leeuw van een Filips voor de hele wereld te kijk zette. Dat gebeurde nadat de paus Filips ertoe aangezet had van Engeland opnieuw een katholiek land te maken. De Spaanse Armada, bestaande uit 129 schepen en 30.000 bemanningsleden, zette koers naar het noorden. Engeland had vooral een handelsvloot en een paar piratenschepen van Drake. Daarom koos Elizabeth voor de guerrilla. Spanje verloor de helft van zijn schepen en 15.000 man, Engeland acht bootjes die het zelf in brand stak voor de kus van Calais en 150 zeelui.

Veruit de belangrijkste militaire theoreticus ooit was Carl von Clausewitz, wiens Vom Kriege in 1832 postuum werd gepubliceerd. Het boek was niet af, bevatte tegenstrijdige gedachten en vormt daardoor al bijna twee eeuwen de basis voor discussie. Een nuchter idee dat erin verdedigd wordt is dat oorlog politiek is, gevoerd met andere middelen. De man die dit het best illustreert is volgens Gaddis wellicht Franklin Roosevelt, en dit door zijn engagement in Wereldoorlog II. Toen die oorlog voorbij was had hij niet alleen de democratie gered door zowel in Europa als in de Pacific de overwinning te behalen, hij had van Amerika ook een wereldmacht gemaakt. De V.S. bezaten de helft van de wereldwijde industriële capaciteit, tweederde van de goudreserves, drievierde van het mondiaal geïnvesteerde kapitaal, de grootste marine en luchtmacht en de eerste atoombommen. En dat terwijl slechts twee procent van alle gesneuvelde soldaten Amerikaans was geweest.

Ongewild ga je bij het lezen van Gaddis ook aan het heden denken, en dan vraag je je toch af of Donald Trump een Franklin Roosevelt is, of Theresa May een Elizabeth.

Eerder verschenen in De Morgen