"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over vrijheid

Zondag, 8 mei, 2022

Geschreven door: Maggie Nelson
Artikel door: Marnix Verplancke

“We hebben de vrijheid om een bewoonbare planeet te bewaren”

[Interview] “Ik heb nog in Connecticut gewoond,” vertelt Maggie Nelson, “In die staat mag na acht uur ’s avonds geen alcohol verkocht worden. Een oude kater uit puriteinse tijden, noemde ik het steevast, maar voor de alcoholiste die ik toen was zorgde het wel voor problemen. Wat deed ik wanneer ik ’s avonds zonder drank viel? Dan reed ik gewoon door een sneeuwstorm naar het naburige Massachussetts, naar een winkel waarvan ik wist dat hij open was. Waar ben ik mee bezig, vroeg ik me de dag nadien af. Dat was geen vrijheid meer, dat was slavernij.”

Voor de fel bejubelde Amerikaanse essayiste Maggie Nelson luidde dat inzicht niet alleen het begin van het einde van haar alcoholverslaving in, het was een paar decennia later ook de vonk die tot het vuur van haar nieuwe boek zou leiden, Over vrijheid, waarin ze in de voetstappen treedt van de Franse existentialistische filosofe Simone de Beauvoir die zei dat je als mens pas echt vrij kunt zijn wanneer ook de anderen dat zijn. Vrijheid is een wij en geen ik, zoals Nelson het uitdrukt: “Vrijheid is iets wat je samen met anderen beleeft, anders is het onderdrukking. Het concept impliceert immers verantwoordelijkheid voor onze medemens. Zeker tijdens de coronapandemie bleek dat niet voor iedereen even makkelijk. Bij het woord vrijheid denken we meteen aan politieke vrijheid, maar die vind ik in feite niet zo interessant. Met de rechtse invulling van vrijheid, de vrijheid om wapens te dragen bijvoorbeeld, heeft mijn boek dus niets te maken. Ik wou over culturele en spirituele vrijheid schrijven, over de vraag hoe ik mijn eigen leven kan leiden binnen mijn gezin zonder het achter te laten. Mensen hebben moeilijk om een even wicht te vinden tussen vrijheid en de beperkingen die er onlosmakelijk mee gepaard gaan. Soms moet je vandaag beperkingen aanvaarden om later meer vrijheid te kunnen ervaren. Ik schreef bijvoorbeeld een deel van het boek terwijl Californië in de ban was van gigantische bosbranden. Alle kieren rond je ramen afplakken om de rook buiten te houden lijkt wel het laatste wanneer je aan vrijheid denkt, maar je weet dat je dit nu moet doen om later weer buiten te kunnen.”
Net zoals in haar vorige boeken De argonauten en Bluets bedrijft Nelson ook in Over vrijheid klassiek essayistiek van het hoogste niveau. Ze schrijft over kunst, seks, drugs en het klimaat en tast die onderwerpen af op hun betekenis en vrijheidsconnotaties. Van een strakke lijn of een directe bewijsvoering is geen sprake, wel van een proces waarbij ze zoveel mogelijk invalshoeken meeneemt in haar betoog. Ze wil de realiteit in al zijn veelvormigheid en complexiteit vatten en tonen dat we haar wel kunnen ondervragen, maar dat we geen eenvoudige of eensluidende antwoorden moeten verwachten. En ook geen moralistische, want wat bijvoorbeeld opvalt in het hoofdstuk over haar eigen drugverslaving is dat ze er in tegenstelling tot zowat alle literatuur over het fenomeen geen zwart-witverhaal van maakt. “Toen ik nog aan de drank zat, voelde ik me onophoudelijk moreel veroordeeld. Iemand moest maar naar me kijken en ik dacht al dat die een oordeel over me velde. Eens van de drank af, zag ik dat dit absoluut niet zo was. Er is een gezegde dat wil dat ieder drankje een goed drankje is aangezien het je gebracht heeft waar je nu bent. Ik geloof daar nog steeds in. Drinken heeft me veel geleerd, en uiteindelijk heeft het me doen inzien dat ik ermee moest stoppen. Voor mij is het dus geen zaak van voor of tegen. Ik wil een hommage brengen aan het menselijke verlangen om door een drug een extra ervaring mee te maken of even van de pijn verlost te zijn. Moralisme heeft er dus niets mee te maken. Ik wens alleen dat zoveel mogelijk mensen verlost geraken van hun pijn.”

Waarom dronk u, om u vrijer te voelen, of om verlost te zijn van de pijn?

“Allebei denk ik, alle redenen waren goed. Het was geen bewuste keuze. Ik werd volwassen en ik dronk. Ik heb een periode in New York als barvrouw gewerkt. Dan drink je automatisch mee met de klanten. Het was een manier om me goed te voelen. Op het moment dat ik stopte met die job bleef ik drinken, maar dan thuis, en vaak alleen. Om vijf uur ging steevast de fles wijn open en toen ik merkte dat ik steeds meer naar dat moment van de dag ging verlangen, wist ik dat er iets diende te veranderen. Je weet wat ze in een ontwenningskliniek zeggen? Dat het uiteindelijk de alcohol is die jou in de steek laat en niet omgekeerd. Op een bepaald moment werkte het gewoon niet meer. Ik bekeek mezelf en mijn toekomst en dat leverde geen fraai plaatje op. Ik had lange tijd een junk als geliefde. Toen ik me afvroeg waarom we nooit eens een weekendje weg gingen, gewoon New York uit, kwam ik zelf op het antwoord: omdat hij daar geen drugs zou kunnen scoren. Zo ver wou ik het in mijn eigen leven niet laten komen.”

U zegt dat u geen boek wou schrijven over een politieke invulling van het vrijheidsbegrip, maar het eerste en langste hoofdstuk van uw boek gaat wel over kunst en cultuur, zaken die vandaag toch heel erg gepolitiseerd geraakt zijn?

Kookboeken Nieuws

“Alles is politiek, zeggen we soms, maar ik denk dat het eerder moet zijn dat alles gepolitiseerd kan worden. Enerzijds is er de eenzame kunstenaar die iets nieuws probeert te doen en anderzijds de man of vrouw die het kolonialisme in onze musea aanklaagt en erop wijst hoe oligarchen grote collecties aanleggen. Voor mij is dat een weinig kunstzinnige manier om naar kunst te kijken. Ik heb het meer voor die eenzame kunstenaar. De schrijver en essayist John Berger zei ooit dat kunst twee gezichten heeft, een politiek en een transcendent. Hij vond het belangrijk dat die twee gezichten gevrijwaard bleven, al was hij zelf iemand met een duidelijke politieke kijk op kunst.”

Maar vandaag lijkt dat transcendente soms verdwenen te zijn.

“Ik word er wel eens wanhopig van, terwijl ik andere keren denk dat we vandaag in een tijdperk van afrekening leven en dat het dus nodig is dat er gewezen wordt op de koloniale inhoud van sommige kunst. Het is allemaal maar tijdelijk, denk ik dan. De kunst zal dit wel overleven. Ik zie het als mijn taak om meer ruimte te maken voor die kunst en haar een breder werkvlak te geven, weg van het binaire denken. Ik zie dit eerder als een bevrijding van de kunst en geen beperking. We moeten dus op alle mogelijke manieren over kunst kunnen praten, politiek, maar ook ook zuiver esthetisch.”

Kunst moet ambiguïteit creëren?

“Mensen die afrekenen met die ambiguïteit hebben daar wellicht hun redenen voor. Kunst is immers niet vrij van een context. Een kunstwerk ziet er anders uit wanneer het op straat hangt, bij jou aan de muur of in het huis van een oligarch. Contexten veranderen en het is nodig dat daarop gewezen wordt, maar daar mag een kunstenaar niet mee bezig zijn. Ik heb twaalf jaar lesgegeven aan een kunstschool. Maak je werk en trek je niet aan wat de wereld ervan denkt, zei ik, want dat heb je toch niet in de hand. Een vriend van me had iets gemaakt wat door een universiteit werd aangekocht en na de inhuldiging voor controverse zorgde. Veel mensen zagen er een homofoob statement in. Toen de universiteit hem daarmee confronteerde zei hij dat dit hun probleem was aangezien ze het werk van hem hadden gekocht. Ik vind dat een gezonde manier van omgaan met je werk. Je moet het loslaten. Wanneer ik een boek publiceer doe ik dat ook. De ambiguïteit waar jij het over hebt komt net daaruit voort, uit het kunstwerk dat zijn eigen weg gaat in de wereld.”

En zag u gedurende die twaalf jaar de jonge kunstenaars zich bewuster worden van wat ze deden en zichzelf aan banden leggen?

“Je kan alles politiseren. Zelfs iemand die zuiver abstract werkt en een blauwe draad op een wit doek naait kan het verwijt krijgen dat dit type kunst produceren op het moment dat in Oekraïne mensen sterven volstrekt fout is. Kunst maken zal voor sommige mensen altijd een verachtelijke bezigheid zijn. Wat je maakt speelt natuurlijk wel een rol, maar het is een kleine, zo lang je je er maar ten volle aan overgeeft. Wat vandaag reactionair is, kan over tweehonderd jaar revolutionair zijn. We begrijpen misschien wel de politieke strategie van het heden, maar niet die van de toekomst. Net daarom is het ophouden van ambiguïteit, niet alleen in de kunst, maar in het leven in het algemeen een goede zaak. Het laatste wat we immers willen is mensen die hard roepen dat er mannen en vrouwen zijn en dat alles wat niet in dit binaire plaatje past vernietigd mag worden.”

We moeten het dus niet de hele tijd over emancipatie en verlichting hebben, maar we mogen er ook best van houden om in een darkroom een sm-spel te spelen, zoals u schrijft?

“Onlangs had ik het daar met een psychoanalist over. Hij werkte vooral met kinderen en benadrukte het belang van spel voor de ontwikkeling van een gezonde persoonlijkheid, en dan vooral het type spel dat over het helen van wonden gaat. Ik vroeg hem hoe volwassenen hiermee omgaan, wat wij doen om via spel psychische wonden te helen en hij zei: seks natuurlijk. Vandaar dat er niets mis is met rollenspel, onderwerping of sm zolang je er op kunt vertrouwen dat het geen schade zal veroorzaken of het een uiting wordt van de macht van de een over de ander.”

Maar het uitoefenen van macht is toch altijd een deel van het seksuele spel?

“Natuurlijk, maar je mag de baby niet met het badwater weggooien en zeggen dat omdat alle seks over macht gaat we opeens geen onderscheid meer moeten maken tussen liefde en misbruik. Er is wel degelijk een verschil tussen de een die macht heeft over de ander en twee mensen die macht hebben over elkaar, net zoals er gradaties in dominantie zijn. Het is soms goed om macht te krijgen in een seksueel spel wanneer je dat in het leven daarbuiten moet ontberen. Het kan je leren omgaan met macht en je doen beseffen welke gevolgen het heeft. Je houdt de macht dus niet buiten, en die is heel erg genderbepaald. Kijk naar groupies die vallen voor de macht van rocksterren. Dat zijn altijd vrouwen. Chrissie Hynde van The Pretenders zei ooit dat iedereen wellicht denkt dat er na een concert een stuk of tien mannen op haar staan te wachten om haar als konijnen voor een lichtbak aan te staan staren, maar dat dit echt niet zo is. Zolang je in een cultuur leeft waarin je onderwerpen aan de vrouwelijke seksuele macht denigrerend is, zal dat niet veranderen.”

Vrouwelijke seksualiteit ligt dus nog steeds moeilijk voor mannen?

“Zeker. Catherine Millet die in La Vie sexuelle de Catherine M. vrijpostig over haar promiscue seksleven heeft geschreven, kan je daar tientallen voorbeelden van geven. Zo beschrijft ze in een essay bijvoorbeeld hoe ze een bar binnengaat, herkend wordt en van een paar mannen de opmerking naar het hoofd geslingerd krijgt dat het daar plots naar verbrand rubber ruikt.”

Wat doe je met vrijheid vanuit het oogpunt van de klimaatverandering? Die wordt toch langs alle kanten ingeperkt?

“We hebben de vrijheid om een bewoonbare planeet te bewaren. Wat me vooral stoort in het klimaatdebat is het doemdenken dat zegt dat het binnenkort sowieso allemaal gedaan is en dat we daarom maar beter kunnen profiteren van de tijd die ons nog rest. Ik denk dat de wetenschap ons meer te bieden heeft. Na alle studie en het schrijven van het essay ben ik pessimistischer geworden over de toekomst van de aarde, maar tezelfdertijd ook optimistischer over de positie die ik er tegenover moet aannemen.”

Opgeven is dus geen oplossing, we hebben nog steeds de mogelijkheid om een voldoening schenkend leven te leiden, zoals u holocaustoverlever Viktor Frankl citeert?

“Natuurlijk. In feite is de klimaatverandering niet meer dan een uitvergroting van wat we al lang weten, dat we gedurende het leven afzien en uiteindelijk sterven. We weten dit op individueel niveau en de klimaatverandering toont het ons op het niveau van de menselijke soort. Wat we meemaken is dus enerzijds uitzonderlijk, maar tezelfdertijd ook helemaal niet. Ook anderen hebben in het verleden hun land en cultuur verloren. Ook op dat vlak is wat we vandaag meemaken niet speciaal.”

Voor het eerst gepubliceerd in De Morgen