"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Overgave

Vrijdag, 30 oktober, 2020

Geschreven door: Carla van Ommen
Artikel door: Jan Stoel

Je moet je hart blijven breken totdat het opengaat

[Recensie] Het Alhambra in Granada, het middeleeuwse fort en paleis van de Moorse heersers in Andalusië (Spanje), hoogtepunt van de Moorse cultuur viel in 1492 als laatste moslimbolwerk ten prooi viel aan de christenen. Ferdinand II van Aragon (1452-1516) en Isabella I van Castilië (1451-1504) zagen het als een belangrijke buit. De islamitische dynastie van de Nasriden was de laatste die heerste over het rijk van Granada (1237-1492). Onderlinge meningsverschillen over de macht waren een van de oorzaken van de ondergang.

Over deze laatste periode heeft Carla van Ommen (1951) met Overgave een kloeke, boeiende historische roman geschreven, waarin ze de historie verweeft met de persoonlijke groei, het zoeken naar de eigen identiteit/perspectief, het bepalen van morele waarden van de hoofdpersonages. In Al Andalus, zoals het Moorse rijk, dat bijna geheel Spanje besloeg,  vanaf 711 heette bestonden het jodendom, het christendom en de islam over het algemeen vreedzaam naast elkaar. Er was zelfs sprake van samenwerking tussen de religies. De auteur zoemt in op de echte waarden in het leven, die religies overstijgen, verder gaan dan conflicten: je vrij voelen, je hart volgen, je zwakte durven tonen, openstaan voor elkaar, oprechtheid. Dat maakt deze roman actueel. Overgave laat de lezer reflecteren op het nu. Want bevindt onze wereld zich ook niet op een kantelpunt, zitten ook wij niet vast in een (economisch) model dat hapert? Pandemieën, oorlogen, de uitholling van de democratie, de beschikbaarheid van water, klimaatverandering kunnen catastrofaal uitwerken. Hoe creëer je nieuw perspectief? En wat heb je daarvoor nodig? Dat zijn de interessante kwesties die Van Ommen weet op te roepen in deze historische roman.

Rondom de historische feiten ontstaat een meeslepend verhaal dat in 1456 begint met de geboorte van vier kinderen op dezelfde dag. Een joodse tweeling, kinderen van Aryeh, bouwmeester van de sultan: Haya, wat ‘leven’, ‘vitaliteit’, en Hissam, en dat ‘wonderen’ betekent. Meteen volgt een statement. Zijn vrouw vraagt zich af waarom hij de naam van zijn vader niet vernoemd had: “Het verleden is gestorven, vrouw.” Aryeh ziet dat ook de dochter van de bakkersvrouw bevalt. De moeder overlijdt, hij neemt het kind mee en informeert de vader. Het meisje krijgt de naam Elvira. En in het Leeuwenpaleis, in het Alhambra, wordt Nasr geboren. Vader is de sultan en moeder een Soedanese slavin, een concubine. Deze vier kinderen zijn de hoofdpersonages van het verhaal, zijn de pendanten van het zoeken naar een nieuwe toekomst, ontmoeten elkaar, lopen elkaar in de weg. Hun levens raken elkaar. Ze hebben allemaal hun zwakheden: Nasr heeft een trauma opgelopen, lijdt aan epilepsie, Haya is vaak onbezonnen, Hissam is anders, illustreert boeken en valt op mannen en Elvira wil echt vrij zijn. Dr. Iban Hamza, die een speciale band blijkt te hebben met Elvira, weert de ziekte van Nasr onder controle te houden. Elvira wordt verliefd op Nasr. Het lijkt een onmogelijke liefde. De zoektocht naar vrijheid, geluk, kwetsbaar mogen zijn of heldhaftig zijn, de keiharde werkelijkheid, de chaos waarin het rijk zich bevindt, de tegenslagen, het je hart durven volgen leiden tot een ontroerende ontknoping in een Moors rijk dat totaal ten ondergaat.

De scherpe tegenstellingen in de maatschappij zet Van Ommen af tegen ‘de overgave’ waarom het echt draait in het leven. “Alle geloven hebben met elkaar gemeen dat ze vol met geboden en verboden zitten. Dat maakt de mens nou net zo onvrij. (…) Elk oordeel moet geheel verdwijnen.”

Ons Amsterdam

“Je moet je hart blijven breken totdat het opengaat.” (Rumi)

Het grotendeels chronologisch opgebouwde verhaal heeft een mooie dynamiek. In het eerste deel, ‘De eerste tekenen van het verval’, zie je een cultiveerde hiërarchische beschaving die de eerste barstjes gaat vertonen. De samenleving is nog redelijk in balans. Men heeft respect voor elkaars verschillen, zij het dat ‘de moslimcultuur alle culturen overtreft’. Opvallend is dat je ziet dat de joden in die tijd ook in een eigen wijk woonden en een gele tulband of muts moesten dragen. Een verwijzing naar de Jodenster in de Tweede Wereldoorlog. De christenen haten de joden omdat ze vinden dat zij ten koste van anderen rijk worden. Moslims willen juist rijkdom voor al hun burgers. De discussies met elkaar over politiek, geloof, zingeving, de filosofische beschouwingen, het dagelijks leven, de literatuur, de kunst krijgen allemaal de ruimte in Overgave. Heel anders van karakter is het tweede deel, Het begin van het einde. In dat deel tuimelen de gebeurtenissen over elkaar heen, de chaos neemt toe. Het tempo van het verhaal gaat daar omhoog. In dit deel  heeft de auteur wat moeite grip op het verhaal te houden. Immers de geschiedenis van de Nasriden moet ook verteld worden.

Het aantal toevalligheden in het verhaal is groot, doet wat afbreuk aan de consistentie van de roman. Wellicht had het verhaal compacter gekund wat de spankracht ten goede gekomen zou zijn.

Carla van Ommen is sterk in sfeerbeschrijvingen. Het sensitieve en de gedetailleerdheid van de natuur beschrijft ze vol tederheid, met gevoel. De diverse culturen komen mooi aan bod. Ze weet de personages een eigen stem te geven. Door voor een wisselend perspectief te kiezen krijgt de ontwikkeling van de personages diepte. Ze gebruikt originele metaforen, die mooi bij de stemming van het verhaal passen: “Onder de luifel hing een zilveren vogelkooi met koerende witte duiven als een metafoor op de gouden kooi waarin de adel was opgesloten.” Tal van wijsgerige uitspraken doorspekken het verhaal: “Wie iets wil doen, vindt een middel, wie niets wil doen een excuus;” “De natuur trekt zijn eigen plan. Kan ook de menselijke natuur zijn;” “Drijf op het kompas van je ziel.”

Het veelzeggende slotwoord van de roman is deze filosofische uitspraak van de Perzische dichter Rumi, die zo mooi past op een nieuw perspectief:

“Ik ben geen christen, geen jood, geen moslim
Ik ben niet het oosten, noch het westen…
Ik heb de dualiteit achter me gelaten,
de twee werelden gezien als één
Het is één dat ik zoek, één dat ik ken,
één dat ik zie, één dat ik roep.”

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub Van Alles